Verwachting, bekering, redding | weekend 2-3 december

In die tijd trad Johannes de Doper op en predikte in de woestijn van Judea: 
“Bekeer u, want het Rijk der hemelen is nabij.” Deze tocht is het die de profeet Jesaja bedoelde, toen hij zei: “Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.”

Johannes nu droeg een kleed van kameelhaar en een leren gordel om zijn lenden. Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. Toen trok Jeruzalem, Judea en heel de Jordaanstreek naar hem uit en zij lieten zich door hem dopen, terwijl zij hun zonden beleden.  (Matteüs 3,1-5)

Verwachten

Advent is een tijd van verwachting. Een verwachting die veel dieper ingrijpt dan bijvoorbeeld het wachten op wat de goede Sint brengt. Het wachten op geschenkjes en verrassingen brengt weliswaar een zeker spanning in ons leven. Maar dit verwachten is toch van een andere orde dan het verwachten van een goddelijk Kind.

Geschenkjes verwachten, ligt in het verlengde van ons menselijk begeren; het uitkijken naar wat ‘ons hartje begeert’. Een goddelijk Kind verwachten ligt daarentegen in het verlengde van bekering. De keerzijde van de adventsverwachting is de bekering. Zonder bekering is er geen adventsverwachting. Zonder bekering kan het Kerstekind niet in ons leven aanwezig komen. Vandaar de oproep van Johannes de Doper in het evangelie: “Bekeert u want het rijk der Hemelen is nabij.” Jezus en het Rijk van zijn hemelse Vader kunnen maar nabij komen doorheen bekering. Naast ‘verwachting’ is ‘bekering’ één van de meest centrale begrippen in het evangelie.

Bekeren

Bekeren is de richting van je hart veranderen. Zo verandert bijvoorbeeld bij ‘het verliefd worden’ het hart plots en heftig van richting. Het hart van de verliefde is dan geheel en al bij de geliefde, bij die andere en niet bij jezelf. De verliefde leeft dan op een roze wolk. En wanneer een vrouw van een kindje in verwachting is; dan is heel haar hart toegekeerd naar dat kleine wezentje in haar schoot. Een gelijkaardige beweging maakt ons hart ook in de religieuze bekering door. De richting van ons hart gaat dan uit naar Gods liefde. Want ons hart is dan niet langer meer toegekeerd op onszelf, maar op iemand anders, op God zelf. 

Vanwaar komt in deze donkere dagen voor Kerstmis die drang in ons hart om ons te bekeren, om ons toe te keren naar God? Het heeft te maken met ‘kleinheid’, met de ontdekking van de eigen kleinheid. Vroeg of laat in het leven stoten we op onze eigen beperktheden; of op onze eigen broze gezondheid; of op eigen fouten en tekorten; of op onze eigen onmacht ons leven in handen te nemen; of op onze eigen onmacht om scheve situaties recht te trekken … Als we zó stoten op onze eigen kleinheid, ontsnapt spontaan het volgende gebed aan onze lippen: “God, kom mij te hulp. Heer, haast U mij te helpen.”Geheel ons hart is naar God toegekeerd in dit roepen om erbarmen. Zoals we dit ook horen in een adventslied: ‘Heer, wij roepen om erbarmen, keer tot ons uw aangezicht; kom de kille kou verwarmen met de luister van uw licht.’

Redden

Vanuit onze kleinheid komen we in de be-kering te staan. Heel ons hart is dan vol verwachting naar redding. We verwachten redding van God. Heel ons hart wacht dan op een Redder. In de adventstijd – telkens als we een kaarsje op de adventskrans aansteken – voelt ons hart meer en meer aan dat die Redder met Kerstmis geboren wordt. Met Kerstmis weerklinkt dit verlangen naar redding in het lied: Heden zal uw Redder komen: doven horen, blinden zien. Slavenjuk voorgoed gebroken, vrede komt als nooit voordien. Immers de adventsweg naar Kerstmis toe is een weg van verwachting, bekering en redding.

Goede God, U maakt uzelf klein met Kerstmis om ons groot te maken. U wordt arm, opdat wij rijk zouden worden. U komt tot ons, opdat wij tot U zouden komen. U wordt een mens zoals wij, opdat wij een beetje meer zoals U zouden worden. U wilt niet alleen in de hemel, maar ook bij ons op aarde wonen. U wilt niet alleen hoog en groot zijn, maar ook zo klein en kwetsbaar als wij. Laat ons dan in deze adventtijd de weg gaan van verwachting en bekering naar redding door Jezus Christus, onze Heer. Amen.