Veldwezelt ons dorp
Veldwezelt – Ons dorp
Veldwezelt is een kerkdorp en deelgemeente van de gemeente Lanaken in de provincie Limburg in België. Het dorp telt ongeveer 3000 inwoners. Veldwezelt is gelegen vlakbij de grens met Maastricht, aan het Albertkanaal. Het zuidelijk van Veldwezelt gelegen kerkdorp Kesselt hoorde tot de gemeentelijke herindeling van 1977 bij de voormalige gemeente Veldwezelt.
2000 jaar Christelijke Traditie – 1000 jaar Parochie Sint-Lambertus Veldwezelt
We kunnen stellen dat er in Veldwezelt reeds ruim duizend jaar een kerk staat. Het is zelfs redelijk om aan te nemen dat de Veldwezeltse kerk ontstaan is in de loop van de 6de eeuw, toen het Christendom gevestigd werd in de driehoek Sint-Truiden – Luik – Maastricht.
Tot op het einde van de 18de eeuw kan men zich, op basis van min of meer gedetailleerde gegevens, een beeld vormen van hoe de kerk er destijds moet uitgezien hebben. Zeker is dat er op het einde van de 18de eeuw een nieuwe kerk gebouwd werd, die dienst heeft gedaan van 1777 tot 1935.
Omdat deze kleine kerk het groeiend aantal gelovigen niet meer kon opvangen, werd onder impuls van pastoor Johannes-Henricus Wolters (1858-1934), de huidige Sint-Lambertuskerk gebouwd.
Zijn opvolger, pastoor Pieter Paul Rubens (1882-1937), zette zijn levenswerk verder. Hij overleed enkele maanden na de wijding van de nieuwe kerk. Op 22 mei 1937 wijdde Monseigneur Kerkhofs de kerk, tien jaar na de eerstesteenlegging. Lodewijk Jozef Kerkhofs (1878-1962), afkomstig van Valmeer, was bisschop van Luik van 1927 tot 1961.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen enkele bommen dicht bij en op de kerk. Die brachten serieuze schade aan. Pastoor Andreas Joseph Hamers (1883-1962) zorgde voor de herstellingen. Zijn opvolger, pastoor Jan Palmans (1912-2008), kreeg dan weer te maken met wijzigingen naar aanleiding van het Tweede Vaticaans Concilie.
In 1987 werd de herdersstaf doorgegeven aan pastoor Simon Lambregs, drie jaar later aan pastoor Jef Willen en in 2008 aan pastoor Zbigniew Opyd. Onder zijn impuls is deze website ontstaan.
Parochieherders vanaf pastoor Wolters, bouwheer van de huidige kerk van Veldwezelt:
- Pastoor Wolters 1915-1934
- Pastoor Rubens 1934-1937
- Pastoor Hamers 1937-1961
- Pastoor Palmans 1961-1987 lees meer …
- Pastoor Lambregs 1987-1990
- Pastoor Willen 1990-2008 lees meer …
- Pastoor Opyd 2008-2010 lees meer …
- Pastoor Hindrix 2010-2012 lees meer …
Bron: “Wiosello”
De Heilige Lambertus van Maastricht – Over het leven van de patroonheilige van de parochie
Over Sint-Lambertus (feest 17 september) zijn we relatief goed geïnformeerd door een eigentijdse levensbeschrijving. Hij werd rond 638 in Maastricht geboren en was waarschijnlijk van Merovingische adellijke afkomst.
Zijn opleiding kreeg hij in het koninklijk paleis of de ‘aula regia’. Zijn eerste leermeester was Sint-Landoaldus († 668; feest 19 maart) en vervolgens stond hij onder de hoede van bisschop Theodardus van Maastricht († ca 670; feest 10 september).
Nadat bischop Theodardus in de buurt van Landau bij Speyer werd vermoord, volgde Lambertus zijn leermeester in 672 op als bisschop van Maastricht en Tongeren. Lambertus liet het stoffelijk overschot van bischop Theodardus in een kapelletje bij het toen nog nietige Luik aan de Maas bijzetten.
Lambertus was bij de bevolking heel erg geliefd. Hij preekte het evangelie in Brabant (toen ‘Taxandria’ geheten) en in de Kempen (‘Teisterbant’). Door zijn bekeringsijver werd hij de “Apostel van de Kempen en Taxandrie” genoemd.
Door zijn geduldig optreden was zijn missiewerk een groot succes en wist hij velen te bekeren, die hij dan zelf doopte. Door zijn bekeringsactiviteiten zijn er verschillende kerken aan hem gewijd. Zo dus ook onze eigen parochiekerk.
Toen hij op 17 september 706 in Luik bij het graf van zijn voorganger Theodardus aan het bidden was, werd hij op brute wijze met een lans om het leven gebracht. Niet lang daarna werd hij als martelaar vereerd in de gehele streek en genoot hij buiten de landsgrenzen grote bekendheid.
Hij werd eerst begraven op de begraafplaats te Sint Pieter bij Maastricht, waar in een stenen sarcofaag ook het lichaam van zijn vader, Aper, rustte. Volgens Jean Chapeaville (1612) lag de grafkapel eenzaam aan de oever van de Maas, tegen de oostelijke helling van de heuvel die door de bewoners ‘fort’ werd genoemd. Deze locatie werd door de Jeker, ‘als door een grensrivier’, van Maastricht gescheiden.
Zijn opvolger Hubertus († 727; feest 3 november) liet zijn overblijfselen naar Luik brengen, toen die daarheen zelf ook zijn bisschopszetel verplaatste.
Louis Jorissen schenkt een schilderij aan de kerk Sint-Lambertus Veldwezelt
Louis Jorissen, geboren en getogen Veldwezeltenaar, verblijft momenteel in een serviceflat bij de Grauwzusters van Tongeren. Hij is inmiddels 89 jaar. Hij groeide op in een groot gezin.
Vader en moeder Jorissen-Bastings brachten 17 kinderen ter wereld. Vele van hen zijn kort na hun geboorte gestorven. Moeder Maria Bastings, die een zeer vrome en zeer overtuigde katholieke vrouw was – zij ging iedere dag naar de vroegmis van half zeven en ging zeventien keer op bedevaart naar Lourdes – drong er bij de vroedvrouwen op aan om telkens bij iedere geboorte onmiddellijk een nooddoop te verrichten. Eerst was dat vroedvrouw mevrouw Mathilde Noben-Claes uit Briegden. Later deed moeder beroep op mevrouw Catharine (Net) Vansichen-Boosten van de Omstraat in Veldwezelt.
Hoe het allemaal begonnen is
Maria Bastings, een weeskind uit Maastricht, verbleef in haar jeugd enkele jaren in Luik in de rue Sainte-Marguerite. Op een dansnamiddag of -avond daar in de buurt, ontmoette zij de Veldwezeltenaar Nicolas Jorissen. Nicolas was zelf ook een weeskind. Nicolas werkte in Luik in de rue Féronstrée, dicht bij de rue van Bueren, de gekende 400-trapjesstraat. Hij leerde daar bij een baas de bakkersstiel. Na hun huwelijk hebben Nicolas en Maria daar nog een tijdje gewoond in de rue van Bueren.
In Veldwezelt teruggekeerd begon Nicolas een bakkerij bij het grote kruispunt, genaamd aan het Witte Kruis, nu bij de rotonde. De handel ging zeer goed en breidde zich uit. Maria, beter gekend als Maike van de bakker, had een kruidenierswinkel geopend en die marcheerde ook heel goed. Nicolas was een ondernemend man, hij had als een der eersten in ons dorp een auto en ook een telefoonaansluiting.
Ook het gezin breidde zich uit en in 1922 werd Louis het zoveelste kindje in de rij. Louis was als kind duidelijk kunstzinnig. Muziek trok hem aan en ook fotografie. Maar in het tekenen was een as. Dat werd opgemerkt door mijnheer Dolmans uit Maastricht, die een neef van Maike was en schepen in Maastricht. Die raadde de ouders aan om Louis aan de tekenacademie Van Eyck in Maastricht te laten studeren. Dat gebeurde dan ook. Louis maakte er in korte tijd grote vooruitgang totdat hij zelfs ook figuren, levende modellen, mocht schilderen. Toch hield hij het na korte tijd voor bekeken.
10 mei 1940
Op 10 mei 1940 werd het oorlog. Het oudershuis en hun er tegenoverliggende woonhuis met café werden zeer zwaar getroffen. De spijs van de kermisvlaaien hing tegen de resten van de bakkerijmuren. Rondom hun woonhuis werden ook veel burgers en soldaten gedood en anderen zwaar gekwetst. De overbuurman van Louis, Jan Geraerts, was gedood. Zijn neef Mathieu Jorissen lag onder zijn omgeslagen kar, onthoofd door de luchtdruk van de bommen. De paarden lagen er dood bij, de poten in de lucht. De vader en twee kinderen Rassin van het café bij hem tegenover werden dodelijk gekwetst. De moeder werd zwaar gewond aan beide benen. Vlak bij zijn huis lag op de stoep voor de keuken, mevrouw Maria Caenen-Nijs, een been afgescheurd. Op zijn vluchttocht door Veldwezelt heeft hij onderweg de dode Christiaan Kerkhofs gezien bij zijn fiets, waarop zijn twee zoontjes nog zaten, maar ook gedood door de luchtdruk, de longen gescheurd, Bij de boerderij Laurens Hermans-Vuerstaek werden de vader en de moeder en hun zwangere dochter gedood onder de instortende poortmuur. Bij het café Fons Kerkhofs lagen de twee zoontjes Vuerstaek en de twee zoontjes Janssen dood voor het huis. Deze helse taferelen heeft de jonge kunstenaarsziel van Louis zwaar getroffen. Na de vlucht via Ninove tot in het West-Vlaamse Veurne, is het gezin na enkele dagen weergekeerd en heeft men, na ruiming van het puin, de handel weer terug aangevat.
Onder de oorlog ging het leven min of meer weer zijn normale gang. Het werk werd hervat en ook de toneelkring begon opnieuw te vergaderen en te repeteren. Louis was een belangrijk lid in deze vereniging. Met zijn aanleg tot kunst en tot schilderen, kon men hem gebruiken én als spelend lid én als de man die decors ontwierp en zelf ook schilderde. Bij de toneelkring was ook Catrientje Holans actief. Zij was de zus van oorlogsburgemeester Jef Holans, die op de Lindestraat woonde. Catrientje was een slimme meid want zij had haar volledige atheneum af. Op zekere avond bij een repetitie vertelde Catrientje aan Louis dat zij van haar broer vernomen had dat de Duitse bezetters Louis wilden oppakken en naar Duitsland voeren om daar tewerkgesteld te worden. Vanaf 1942 werden immers de jonge gasten verplicht om in Duitsland te gaan werken om de eigen jonge Duitsers te vervangen die aan het front waren. Catrientje raadde daarom Louis aan om onder te duiken. En dat is het begin van het ontstaan van het schilderij Stop het oorlogsgeweld.
Louis zelf vertelt
Hier volgt in het kort een samenvatting van het ontstaan van het schilderij, onder de oorlog, in 1942 geschilderd. Ik heb dat gedaan bij mijn ouders boven in een klein kamertje, want ik had een oproep gekregen om in Duitsland te gaan werken. Ik had voor de deur van dat kamertje een kast gezet en met twee scharnieren vastgemaakt. Dat kastje diende als deur als er onraad was, bijvoorbeeld als een vreemde auto voor de deur stopte en moeder riep dat ik moest schuilen. Als ik naar binnen in het kamertje moest springen, trok ik de kast voor de opening naar mij toe en zette die van binnen vast met een dwarshout. Op het kamertje stond mijn schildersgerief. Ik had al meerdere bijbeldoeken geschilderd. Na een paar schetsen heb ik op het doek het werk afgemaakt. Ik heb tamelijk lang gewerkt om de juiste expressie te krijgen op het aangezicht van Jezus. Moeder Maria smeekt haar zoon om het vreselijk oorlogsgeweld te stoppen.
Na mijn onderduikperiode werd er veel over het schilderij gepraat en op zekere dag in 1943 komt thuis een kunsthandelaar. Die wou het doek kopen om in Duitsland verder te verkopen, maar dan vroeg hij Louis om zijn naam te vervangen door de naam van de Duitse schilder Victor Müller (1829-1871), een beroemde schilder waarvan men zegt dat zijn stijl romantisch en kleurrijk is met een lichte neiging tot het overgevoelige. De handelaar beweerde dat ik precies dezelfde stijl had als Müller. Ik veranderde dus de naam op zijn verzoek en verkocht hem het schilderij voor zeven of achtduizend frank, wat in die tijd een belangrijke som was. Toch had ik naderhand om meerdere redenen spijt dat ik het schilderij verkocht had.
Inmiddels was aan mijn onderduikperiode ook een eind gekomen. Alweer dankzij de tussenkomst van Catrientje. Zij had eerst voorgesteld dat ik een brief moest schrijven alsof ik in Duitsland tewerkgesteld was bij een bakker in Keulen en dat ik van daaruit naar mijn ouders schreef om te zeggen dat het goed ging met mij. Die brief zou dan door iemand meegenomen worden naar Duitsland, daar gezegeld en dan opgestuurd naar het adres van mijn ouders in Veldwezelt. Als de Duitsers dan naar Louis kwamen vragen, konden de ouders die brief tonen waarin duidelijk stond dat ik in Duitsland werkte. Dan zouden zij mij met rust laten. Ik ben op dat voorstel niet ingegaan, omdat ik dat niet goed durfde. Maar Catrientje heeft mij toch geholpen. Zij had haar broer, de oorlogsburgemeester, gevraagd om aan de Duitse bezetters een document te bezorgen waarin zou staan dat Louis Jorissen bij zijn ouders in de bakkerij werkte en dat hij in de bakkerij helemaal niet gemist kon worden. Als er redenen waren voor de voeding en het onderhoud van de inwoners, daar hielden de Duitsers rekening mee.
Het schilderij terug in België
Op een zondag in de voormiddag van het jaar 1968 komt mijn oudste dochter Marie-Louise op de kunstmarkt in Tongeren. Al wandelend ziet zij daar plots mijn schilderij te koop staan. Zij had het nooit in het echt gezien, want zij was nog niet geboren toen het gemaakt werd. Maar zij herkende het aan de hand van foto’s die ik er van gemaakt had toen het nog thuis stond. Marie-Louise zag dadelijk dat het ons schilderij was. Zij belde mij onmiddellijk op en zei:’Papa, kom dadelijk naar Tongeren, uw schilderij, Maria en Jezus, staat op de markt te koop’.
Ik spring in de auto en reed naar Tongeren. Ik was er vlug want ik woonde destijds in Vreren. En inderdaad, mijn dochter had goed gezien, het was mijn schilderij. Ik vroeg of het schilderij te koop was. Natuurlijk, en hij vroeg er 15.000 frank voor. Ik zei hem dat ik dat schilderij zelf gemaakt had. Hij lachte en vroeg hoe ik heette. Ik zei Jorissen. Maar op het schilderij stond de naam van Müller, een bekende Duitse schilder. Toen moest ik hem uitleggen hoe dat was gebeurd, van die kunsthandelaar onder de oorlog, en dat ik mijn naam moest wijzigen in Müller, omdat dat beter zou verkopen en omdat ik blijkbaar dezelfde stijl had. Ik vroeg hem toen hoe hij aan het schilderij gekomen was. Hij vertelde dat hij bij een oud vrouwtje in Düsseldorf haar hele antieke inboedel gekocht had en dat dat schilderij erbij was. Ik wou nog wat afpingelen op de prijs maar hij loste niet. Jongen, zei hij, dat schilderij is veel meer waard. Uiteindelijk betaalde ik de gevraagde som en vertrok met mijn schilderij in de auto terug naar Vreren.
Schenking aan de kerk
En nu schenk ik dat schilderij aan de kerk van Veldwezelt waar mijn hele familie woonde. Ik ben blij dat de heemkring ervoor geijverd heeft dat het schilderij terug naar Veldwezelt zou komen en nog wel in die mooie kerk. Er zijn bepaalde families van Veldwezelt die over grote sommen beschikten ten tijde van de pastoors Wolters en Hamers. Zij schonken dan bijvoorbeeld de doopvont, de preekstoel, de communiebank of de glasramen. Dat maakte terecht indruk. Maar mijn moeder, die dagelijks naar de vroegmis van halfzeven ging, gaf regelmatig kleinere sommen aan de pastoors en die werden gevoegd bij het andere geld.
Daarom ben ik nu zo gelukkig dat toch iets van mij en tegelijk van mijn moeder in de kerk hangt en nog wel op een bijzondere plaats, een plaats waar veel mensen langskomen om de mis bij te wonen of om naar het beeld van Onze-Lieve-Vrouw te gaan. Ik ben zeer blij en tegelijk zeer dankbaar aan diegenen die dat mogelijk gemaakt hebben, de heemkring, mijnheer pastoor, de kerkraad en de koster. Dank u.