Samen volharden in gebed | weekend 20-21 mei

volharden in gebed – dekenaat Genk

Nadat Jezus ten hemel was opgenomen keerden de apostelen van de Olijfberg naar Jeruzalem terug. Deze berg ligt dichtbij Jeruzalem op sabbatsafstand. Daar aangekomen gingen zij naar de bovenzaal waar ze verblijf hielden:

Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs en Matteüs, Jakobus, zoon van Alfeüs, Simon de IJveraar en Judas, de broer van Jakobus. Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed, samen met de vrouwen, Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders. (Hand.  1,12-14)

Na Jezus’ kruisdood dreigde de groep leerlingen uit elkaar te vallen en te verbrokkelen. Wat zou er van hen worden? Twee van hen gingen al ontgoocheld weg van Jeruzalem naar Emmaüs. De rest zou weldra ook zijn eigen weg gaan, ware het niet dat de Verrezen Heer zelf op een nieuwe wijze onder hen aanwezig kwam, om hun levens met elkaar te verbinden. In de handelingen van de apostelen lezen we hoe na Jezus’ hemelvaart de groep van leerlingen terug een hechte groep was geworden: “Zij bleven allen eensgezind volharden in het gebed”.

Van ontgoocheld naar hoopvol en daadkrachtig

Deze verbondenheid met elkaar en met de Heer in het gebed bleek een grote kracht te zijn en de voorbode op een nieuwe lente. Aan dit zacht lentebriesje en aan die nieuwe wind die met Pinksteren zouden waaien werd in dit biddend samenzijn vaste grond gegeven. De groep ontgoochelde leerlingen waren na Jezus’ Hemelvaart omgevormd tot een hoopvolle en vooral daadkrachtige gemeenschap. 

Deze nieuwe situatie, tweeduizend jaar geleden op de vooravond van Pinksteren, staat in schril contrast met de cultuur en de samenleving waarin wij vandaag leven. Ook al zitten we midden in de weerkundige lente en genieten we van het nieuwe frisse groen en de warme lentezon, de cultuur waarin we leven lijkt eerder op een ‘herfstcultuur’. 

In de herfst vallen de bladeren en brokkelt alles af om plaats te maken voor iets nieuws. De samenleving vandaag zit meer in een herfstperiode dan in de lente, omdat allerlei verbanden tussen mensen aan het afbrokkelen zijn. Grote sociale verbanden als kerk, natie, politieke partijen, vakbonden boeten aan betekenis in. Maar ook de kleine sociale verbanden zoals de parochie, de vereniging, de grootfamilie en zelfs het gezin verliezen hun verbindende kracht. 

In de herfst van de samenleving en de cultuur, waarin alle verbanden vluchtiger worden, komt de mens uiteindelijk meer alleen te staan. Los van hechte sociale verbanden moet hij zelf zijn weg doorheen het leven zien te vinden. Dit schept weliswaar een grotere vrijheid, omdat tevens de knellende sociale verbanden verdwijnen uit het samenleven van mensen. Maar die vrijheid wordt maar al te vlug oeverloos bij gebrek aan vaste oriëntatiepunten. De sterksten in een samenleving vinden altijd wel hun weg, ook zonder duidelijke sociale verbanden die oriëntatie bieden aan het leven. Maar wat met de zwaksten? Zullen zij hun weg in het leven vinden als er geen verankering is in sociale verbanden?

Onderlinge verbondenheid

Onderlinge verbondenheid voorkomt dat mensen op de dool geraken en verkeerde wegen opgaan. Het loopt bijvoorbeeld gemakkelijk fout als er geen samenhang meer is tussen een jongere en zijn leefwereld. De jongere begint een losgeslagen leven te leiden en komt gemakkelijk in de kleine (en soms ook grote) criminaliteit terecht. Hij vertoont delinquent gedrag. Delinquentie begint waar jongeren (en volwassenen) te weinig aansluiting hebben met zichzelf, met anderen en met het grotere levensgeheel. De kapitale vragen zijn dan ook: “Hoe kunnen wij de onderlinge verbondenheid in onze samenleving versterken? Hoe kan de onderlinge verbondenheid  groeien op school, in de straat, in de wijk of in de parochie?” Want een mens komt juist tot het goede handelen, als hij een kans krijgt om zich te verbinden met zijn omgeving.

Waar halen wij de bindende kracht vandaan, die aan de huidige samenleving een nieuw elan kan geven? Wijzelf voelen ons maar al te vaak overweldigd en verpletterd door een maatschappelijke evolutie van steeds verdergaande verbrokkeling. Ook in het parochiaal leven maken we die afkalving van sociale verbanden mee. Menig pastoraal team moet jaar na jaar ontmoedigd vaststellen dat de gemeenschap het voorbije jaar weer iets kleiner geworden is, ondanks hun grote en edelmoedige inzet. Ook de organisatiekracht in parochies neemt af om mensen bij elkaar te brengen in werkgroepen, op verdiepingsavonden, tijdens feestmomenten en vieringen allerhande. We voelen er ons alleen voor staan en hebben ook de goesting om onze eigen weg te gaan van Jeruzalem naar Emmaüs. Waar halen we de kracht vandaan om mensen te blijven samenbrengen om ze met elkaar te verbinden ?

Tweeduizend jaar geleden werd de nieuwe lente voorbereid door een kleine groep die regelmatig samenkwam om te bidden : de apostelen, de vrouwen, Maria de moeder van Jezus, en zijn broeders. Hun gebed tot God, de Vader, vertrok van eenzelfde overtuiging als het gebed van Jezus tot de Vader: “Al het mijne is van U”. “Al het mijne is van U” betekent dat al onze talenten, geheel onze inzet, onze successen, onze werkkracht, onze gemeenschapsvorming en gemeenschapsuitbouw van God komen en van God zijn. 

Maar in de herfst van een cultuur en van een samenleving is er iets dat nog belangrijker is. Op de eerste plaats mogen wij onze wanhoop, uitzichtloosheid, stuurloosheid, mislukkingen, tegenkantingen en ontmoediging toevertrouwen aan God. Want ook deze zaken zijn het Zijne. Daarom worden christenen nooit verweesd achtergelaten in deze wereld en onze cultuur, hoe weerbarstig deze wereld en onze cultuur ook mogen wezen. Want al onze zorgen zijn ook Gods zorgen. Geheel onze wanhoop en uitzichtloosheid laten God niet onverschillig. 

Ik bid voor hen

Dit alles mogen wij in zijn handen leggen. Zoals Jezus, toen zijn uur gekomen was, de zorg voor zijn leerlingen in de handen legde van Zijn Vader: “Ik bid voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren”. Sinds dat uur behoren wij, op vraag van Jezus zelf, des te inniger de Vader toe. En dit toebehoren aan en verbonden zijn met de Vader zal zijn vruchten dragen in verbondenheid van mensen onderling.

Goede God, laat in stilte en gebed onze aandacht groeien voor de diepste noden van onze medemensen, opdat we hen echt warm nabij kunnen zijn in hun zoektocht naar zin, liefde en nabijheid van U, God. Amen.