Nummer A 5148 | weekend 22-23 augustus

Scheppingsdaad – dekenaat Genk

“Maar gij”, sprak Jezus tot zijn leerlingen, “wie zegt gij dat Ik ben?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” 

Jezus hernam: “Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. (Mt. 16,16-18)

Op 23 maart 2014 overleed Regine Beer op 93-jarige leeftijd als laatste Belgische overlevende van het concentratiekamp Auschwitz in Polen. Haar getuigenis over het leven in het concentratiekamp van Auschwitz blijft indrukwekkend. Over haar aankomst in het concentratiekamp vertelde ze indertijd: “Pas toen de trein uiteindelijk bleef stilstaan en we moesten uitstappen, zagen we het bord: Auschwitz-Birkenau. Ik begreep nog altijd niet wat er aan de hand was. We werden opgesplitst in twee rijen. Rechts de kinderen, de oude mensen, de zieke mensen, die allemaal werden vergast en verbrand. Ik moest naar links, dat was de goede kant, voor de mensen die mochten blijven leven omdat ze ons nodig hadden om te werken. We moesten ons uitkleden en het eerste wat ze deden, was een nummer in onze arm tatoeëren. Ik kreeg nummer A 5148. Ik herinner mij ook nog dat ik toen een meisje zag dat ik kende van op school en dat ik haar vroeg wat er allemaal in het kamp gebeurde. ‘Wacht maar,’ zei ze, ‘het zal je snel genoeg duidelijk worden.’” 

Niemand is graag een (dossier)nummer

Regine Beer werd die dag letterlijk tot een nummer herleid. Met dat nummer werd ze herleid tot niets. Niemand is graag een (dossier)nummer. Een naam daarentegen maakt een mens tot een persoon. Vandaar dat tijdens het sacrament van het doopsel uitdrukkelijk aandacht besteed wordt aan de naam van de dopeling. Tijdens het doopsel vraagt de priester of diaken aan de ouders, welke naam zij voor hun kindje gekozen hebben. Na het noemen van de naam van hun kindje, herhaalt de doopheer deze naam en zegt: “Voortaan ben jij geen onbekende meer. Met deze naam heb jij een plaats tussen de mensen gekregen. Moge jouw naam steeds met genegenheid en liefde worden uitgesproken. Jouw naam staat voorgoed geschreven in het boek des levens, in de palm van Gods hand.”

Scheppingsdaad

Een naam geven en een naam uitspreken is bij het toedienen van een sacrament nooit een neutraal gebeuren of bijkomstig détail. Het brengt een mens tot leven. Het is als het ware een scheppingsdaad. Men is niet langer meer een onbekende, maar een beminde en een geroepene. Want bemind zijn en geroepen worden door God liggen in elkaars verlengde. Wanneer Jezus Petrus bij name noemt dan is ook dit een scheppingsdaad. Want door het noemen van zijn naam zegt Jezus tegen Petrus: “Jij bent bemind en jij bent geroepen”. Het ene kan niet zonder het andere. Immers een persoon die je liefhebt, daar verwacht je ook iets van. 

Steenrots

Datgene waartoe Jezus Petrus roept is te groots voor een gewone sterveling, ook te groots voor Petrus zelf. “Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.” Nog voordat Jezus veroordeeld wordt door Pilatus en zijn kruis op zijn schouders neemt zal Petrus – de zogenaamde steenrots – Jezus al verloochend hebben. Zonder de liefde van Christus zelf is de roeping van Petrus gedoemd te mislukken. Na de verrijzenis zal Jezus aan Petrus bij naam vragen: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge mij lief?” Na de derde keer geeft Petrus een heel ontwapenend antwoord: “Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U liefheb.” Want onmacht en liefde zijn in een mensleven toch zo intens met elkaar verweven. Alleen Gods liefde geeft aan onze liefde standvastigheid. Door Gods liefde worden we – zoals Petrus – een rots waarop anderen kunnen bouwen.

Goede God, voor U is niemand een nummer in het leven. Elke mens is door U persoonlijk gekend en bemind. Gij roept ieder van ons bij name om Uw liefde aan elkaar door te geven. Maak ons tot een rots van barmhartigheid en rechtvaardigheid in de branding van het leven, waarop medemensen kunnen bouwen. Amen.