Niet te koop | weekend 6-7 maart

Toen het paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar Jeruzalem. In de tempel trof Hij de verkopers van runderen, schapen en duiven aan en ook de geldwisselaars, die daar zaten. 

Hij maakte een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen; het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels en wierp die omver. En tot de duivenhandelaars zei Hij: ‘Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!’ Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat: De ijver voor Uw huis zal mij verteren.  (Johannes 2, 13-17)

Geborgenheid

Een kind ervaart geborgenheid als het op de schoot van zijn papa in slaap mag vallen en dan heel stilletjes in zijn bedje wordt gelegd, terwijl het nog een teder nachtzoentje meekrijgt. Deze vorm van geborgenheid is nergens te koop. Het vraagt alleen tijd, geduld en rust van de papa. Diepe levensrealiteiten zijn niet te koop. Ook al doet de commerce zijn best om goede vervangproducten aan te bieden. Zo probeert zij geborgenheid te verpakken in een wollig zacht knuffeldiertje. Al heeft een kind twintig knuffels in zijn bed, zij zullen de geborgenheid die de schoot van zijn papa biedt niet kunnen vervangen. Dit geldt ook voor andere diepe levensrealiteiten. Rust verpakt in de vorm van een sauna of een bubbelbad is maar een surrogaat van echte innerlijke rust. Verliefdheid laat zich misschien gemakkelijk verpakken in een Valentijn geschenkje. Echte liefde bloeit alleen ten volle open in trouw.

Ook religieuze levensrealiteiten probeert men sinds eeuwen te commercialiseren tot iets dat gekocht en verkocht kan worden. Zoals ook groenten en fruit gekocht en verkocht kunnen worden op de markt. ‘Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!‘ Godsverbondenheid, Zoonschap en Vaderschap kunnen niet verkocht, gekocht of afgekocht worden met offers van schapen, runderen of duiven, noch met kaarsjes of met wierook. Met ziedende woede dreef Jezus de verkopers en de geldwisselaars de tempel uit. Zijn verontwaardiging en zijn verterende ijver voor het huis van zijn Vader zijn enkel te begrijpen vanuit de diepe levensverbondenheid van Jezus met zijn Vader.

Verbondenheid

Al in het begin van het Johannesevangelie wordt de diepste levensrealiteit van Jezus geschetst : ‘Niemand heeft ooit God gezien ; de Eniggeboren Zoon, die ‘naar’ de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen.’ (Joh 1,18) Jezus is ‘naar’ de schoot van de Vader. Heel zijn wezen, zijn hoop, zijn verlangen en zijn zending zijn ‘naar’ de Vader gericht. Heel zijn Zoonschap is een beweging naar de Vader. Eenzelfde levensoriëntatie licht ook op in het evangelie van Lucas. De eerste en laatste opgetekende woorden van Jezus gaan over zijn Vader. Bij het terug vinden van Jezus in de tempel op de derde dag – de dag van het nieuwe leven – antwoordde Jezus aan zijn moeder: ‘Wat hebt gij toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ (Lc. 2,49) Bij zijn sterven op het kruis riep Jezus met luider stem: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest.’ (Lc. 23,46) Heel het aardse leven van Jezus is maar begrijpelijk vanuit zijn verbondenheid met zijn hemelse Vader. Ook de laatste woorden van de verrezen Heer, in het evangelie van Lucas, gaan op hemelvaart over de Vader: ‘Ik zend u de belofte van mijn Vader.’ (Lc. 24,49) Jezus is vol van de Vader. Jezus is met heel zijn wezen naar de Vader geschapen en gericht. Geheel en al op zijn Vader gericht is Hij het beeld van zijn hemelse Vader. Hij is volmaakt, zoals zijn hemelse Vader volmaakt is. Hij is barmhartig, zoals zijn hemelse Vader barmhartig is. Hij is geheel en al doordrongen van het beeld van zijn Vader. In de geloofsbelijdenis van Nicea belijden we dat ‘Jezus Christus, eniggeboren Zoon van God is, voor alle tijden geboren uit de Vader’ en dat Jezus Christus ‘één in wezen met de Vader’ is. 

Omdat Jezus ‘één in wezen met de Vader’ is, verteert de ijver voor het huis van zijn Vader Hem. Daarom is Hij ook zo diep verontwaardigd over de platvloerse commerce in het huis van zijn Vader. Jezus’ optreden in de tempel plaatst ons in deze veertigdagentijd radicaal voor de beslissende vraag: ‘Door welke ijver en door welk innerlijk vuur worden wij verteerd?’ Van wiens beeld zijn wij geheel en al doordrongen? Zijn wij doordrongen van het beeld van onze hemelse Vader?

Goede God, opdat wij zoals Uw Zoon Jezus geheel en al vervuld en verteerd zouden zijn door Uw barmhartige liefde leerde Hij ons tot U bidden met de woorden: ‘Onze Vader, die in de hemel zijt … ‘