Levensvraag | weekend 12-13 oktober
Toen Jezus zich weer op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: “Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” Jezus antwoordde: “Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.
Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.” Hij gaf Hem ten antwoord: “Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.” Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: “Een ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.” Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat. Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: “Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!” De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus: “Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.” (Marcus 10, 17-25)
Eeuwig leven verwerven
‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?’ Het is de vraag van een jonge man, een vrome jood. Al van in zijn jeugd onderhoudt hij de geboden. En toch voelt hij ergens aan dat er nog iets ontbreekt in zijn leven, anders was hij misschien niet naar Jezus gekomen. Hij mist de zekerheid, hij wil er zeker van zijn dat zijn deugdzaam leven ook beloond wordt. Maar de jonge man heeft nog een probleem, hij kan niet ingaan op de vraag van Jezus om zijn bezittingen te verkopen en te geven aan de armen, omdat hij vele goederen heeft. Ik denk ook dat wij, mensen, het met die vraag moeilijk hebben, net zoals die jongeling en de apostelen, want ook zij zijn er niet goed van. Wij zijn ook met handen en voeten gebonden aan het materiële, aan ambities en succes, aan eigenbelang en bezit. Is het niet zo dat we ook moeten loslaten om te vinden?
Mens-zijn
In het evangelie spoort Jezus ons aan om ons te bezinnen over onze manier van leven, over onze relatie met God en elkaar. Eigenlijk kort gezegd: over ons mens-zijn. We hebben ook gelezen dat de apostelen zich met de nodige twijfels afvroegen: ‘Wie kan dan nog gered worden?’ Ze begrepen dat binnengaan in het rijk van God loslaten vraagt en dat is moeilijk. Vandaar ook de uitspraak van Jezus: ‘Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen dan voor een rijke het koninkrijk van God binnen te gaan.’ In Gods Rijk is plaats voor iedereen, ook voor de armen en zieken, voor mensen in nood. En in dat Rijk helpen mensen elkaar. Ook vandaag kijkt Jezus ons liefdevol aan. Hij kijkt naar ons in vriendschap en wij merken het misschien niet altijd. Misschien kijken wij te weinig naar zijn ogen, naar zijn blik. Dan zouden we vlug zien dat Hij ons wil ontmoeten en beminnen. Uiteindelijk werd de uitnodiging voor de jonge man uit het evangelie een afgang. ‘Hij ging droevig heen.’
Goede God, breng ons tot ommekeer. Dat onze aandacht niet op de eerste plaats gaat naar het verwerven van rijkdom, maar naar medemensen in moeilijke omstandigheden. Laat onze kleine daden van barmhartigheid de weg zijn om in het Koninkrijk Gods te komen. Amen.
diaken Julien Beckers