Levenskracht | weekend 26-27 juni

Toen Jezus weer met de boot overgestoken was, stroomde veel volk bij Hem samen. Terwijl Hij zich aan de oever van het meer bevond, kwam er een zekere Jaïrus, de overste van de synagoge.

Toen hij Hem zag viel hij Hem te voet en smeekte Hem met aandrang: “Mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen, opdat ze mag genezen en leven.” Jezus ging met hem mee. Een dichte menigte vergezelde Hem en drong van alle kanten op. Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed; zij had veel te verduren gehad van een hele reeks dokters en haar gehele vermogen uitgegeven, maar zonder er baat bij te vinden; integendeel het was nog erger met haar geworden. Omdat zij over Jezus gehoord had, drong zij zich in de menigte naar voren en raakte zijn mantel aan. Want ze zei bij zichzelf: “Als ik slechts zijn kleren kan aanraken, zal ik al genezen zijn.” Terstond hield de bloeding op en werd ze aan haar lichaam gewaar, dat ze van haar kwaal genezen was. (Marcus 5, 21-29)

Twaalf

Twee vrouwen staan centraal: een jong meisje van twaalf jaar en een volwassen vrouw die al twaalf jaar aan bloedvloeiingen leed. Ook al verwijst het getal ‘twaalf’ in beide gevallen naar de twaalf stammen van Israël, met wie Jahwe een verbond ten leven is aangegaan, het leven van beider vrouwen zit letterlijk op een dood spoor. Het verbond dat Jahwe met zijn volk is aangegaan lijkt aan deze twee vrouwen – ook al zijn ze afkomstig uit het volk van Israël – voorbij te gaan.

Het meisje is te vroeg gestorven, op twaalfjarige leeftijd. Te jong om voor een nageslacht te zorgen. Noch in de herinneringen, noch in een nageslacht zal ze verder leven. Het ergste wat een Jood kon overkomen. Heel dit drama ligt samengevat in de woorden van haar vader: “Mijn dochtertje kan elke ogenblik sterven!”

Biologisch dood en sociaal dood

In die zin is het noodlot voor de vrouw – die aan bloedvloeiingen leed – schijnbaar milder gestemd. Toch is het verschil in noodlot tussen deze vrouw en het meisje minder groot als het lijkt. Het meisje sterft en is biologisch dood. De vrouw leeft, maar zij is sociaal dood. Vrouwen met een bloedvloeiingsziekte golden als melaats, onrein tot en met, te mijden als de pest. Ze werd uit de samenleving verbannen, mocht niet deelnemen aan het gemeenschapsleven. De vrouw was een levende dode, een soort zombie.  

Zonder sociaal leven is een mens niet compleet. Sinds de beperkingen in sociale contacten omwille van het coronavirus Covid-19, beseffen we dit maar al te goed. De mens is geschapen naar elkaar toe. 

Levenskracht

Beide vrouwen staan symbool voor een leven dat dood is. Toch staat de dood niet centraal in het evangelie van vandaag. Niet de dood, maar het volle leven staat centraal. De levenskracht voor dat volle leven wordt van Jezus verwacht. Vandaar de smeekbede van Jaïrus: “Mijn dochtertje kan elke ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen, opdat ze mag genezen en leven.” En de vrouw die aan bloedvloeiingen leed, dacht bij zichzelf: “Als ik slechts zijn kleren kan aanraken, zal ik genezen zijn.” En ten volle kunnen leven. 

Goede God, niet voor de dood maar voor het leven hebt Gij de mens geschapen. Toch zijn we soms levend dood ten midden van een overdrukke samenleving. Moge dan Christus ons aanraken en levenskracht in overvloed geven. Amen.