Leven-gevend water | weekend 11-12 maart

waterbron – dekenaat Genk

Toen een vrouw uit Samaria water kwam putten bij de put van Jakob zei Jezus tot haar: “Geef Mij te drinken.”  De leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om levensmiddelen te kopen.  De Samaritaanse zei tot Hem: “Hoe kunt Gij als Jood nu te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse?” Joden onderhouden namelijk geen betrekkingen met de Samaritanen.

Jezus gaf haar ten antwoord: “Als ge enig begrip had van de gave Gods en wist wie het is, die u zegt: Geef Mij te drinken, zoudt ge het aan Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water hebben gegeven.” Daarop zei de vrouw tot Hem: “Heer, Ge hebt niet eens een emmer en de put is diep; waar haalt Ge dan dat levende water vandaan? Zijt ge soms groter dan onze vader Jakob die ons de put gaf en er met zijn zonen en zijn vee uit dronk?” Jezus antwoordde haar: “Iedereen die van dit water drinkt, krijgt weer dorst, maar wie van het water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel, het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven.”  Hierop zei de vrouw tot Hem: “Heer geef mij van dat water, zodat ik geen dorst meer krijg.  (Johannes 4, 7-15a)

Zonder water is er op aarde geen leven mogelijk. Dit hebben de Israëlieten moeten ervaren tijdens de uittocht uit Egypte. Tijdens hun woestijntocht kregen ze hevige dorst, en ze morden tegen Mozes: “Waarom hebt gij ons weggevoerd uit Egypte als wij toch met kinderen en vee van dorst moeten sterven?”

Zoals Mozes, zijn ook wij vandaag opnieuw getuigen van kinderen en vee die van dorst dreigen te sterven. De klimaatopwarming zorgt voor woestijnvorming, wat landbouw moeilijker maakt. In de Sahel-strook in Afrika snakt men al jaren naar leven-gevend water. Ook wijzelf – in onze samenleving – hebben nood aan leven-gevend water. Maar dan wel leven-gevend water van een andere soort. Daarover gaat het gesprek van Jezus met de Samaritaanse bij de waterput.

Niet alleen met zijn lichaam is de mens een dorstend wezen. Ook zijn hart lijdt dorst. 

Dorst naar geluk en liefde

Een mensenhart kent de diepere dorst naar wat medemensen kunnen bieden. Er is een verlangen naar aandacht en vriendschap, naar waardering en genegenheid. Er is in ons hart een dorst naar geluk en naar onvoorwaardelijke liefde.

Doorgaans ontbreekt het ons niet aan medemensen die onze diepere nood en dorst lenigen. We mogen daar dankbaar om zijn. Ze doen ons groeien en bloeien door hun bemoediging en steun. Wij fleuren op als ze ons teder nabij zijn. En toch, ondanks al deze verkwikkende liefde, blijft ons hart dorstig en onvoldaan. Het is precies alsof de vraag in ons hart veel te groot is. 

Geen enkel menselijk liefdesaanbod bevredigt ons uiteindelijk ten volle. De diepste dorst in het leven blijft bestaan. Dit was ook zo in het leven van die Samaritaanse vrouw die Jezus bij de put van Jacob ontmoette. Deze vrouw had reeds meerdere mannen gehad en toch had geen enkele van hen, haar diepste dorst naar liefde kunnen lessen. In het gesprek met Jezus kon zij niet ontkomen aan de meest wezenlijke vraag van het leven, namelijk: ‘Wie houdt er steeds van mij, wat er mij ook mag overkomen in het leven?’ 

Ook het hart van ieder van ons, dorst naar een antwoord op deze vraag. Het water dat Jezus ons te drinken geeft, is het water waarvan men geen dorst meer krijgt. Zijn aanbod van liefde is zo intens en overvloedig, dat wij ons tot in het diepste van ons wezen bemind weten. Bij het doopsel, met water, wordt deze liefde ons aangezegd. En deze liefde verandert heel ons leven.

Want ook christenen kennen in hun leven tegenslag en moeilijkheden. Ook zij zijn soms bevreesd wat de toekomst brengen zal. Ook in hun leven is er angst. Maar het zich fundamenteel aanvaard en bemind weten, maakt dat men ondanks alles hoopvol blijft. De hoop, gegrondvest op Gods liefde, is waarschijnlijk het leven-gevend water bij uitstek in het leven van mensen. 

Een hart vol van hoop

Een hart dat vol is van hoop, is zoals een bron vol leven-gevend water. De hoop die in ons hart leeft, mogen wij delen met anderen. Opdat ook zij verkwikt en bemoedigd worden op momenten dat de hitte van de levensdag voor hen te zwaar is. 

Goede God, ook ons hart heeft een onlesbare dorst naar liefde. Mogen wij in deze veertigdagentijd ontdekken dat Jezus dé bron van levend water in ons leven is, die onze intense hunker naar liefde vervult. Amen.