Gods barmhartigheid | weekend 29-30 maart

Hij sprak: ‘Een man had twee zoons. Nu zei de jongste van hen tot zijn vader: Vader, geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb. En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. Niet lang daarna pakte de jongste zoon alles bij elkaar en vertrok naar een ver land. Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven.’ (Lucas 15, 12-13)
‘Een man had twee zonen”, de beroemde parabel van de verloren zoon of de barmhartige vader. Of is het de parabel van de oudste zoon? Het verhaal is enigszins toch zo herkenbaar, het kon wel voor onze tijd geschreven zijn. Wie is nu eigenlijk de verloren zoon in deze gelijkenis van Jezus: de jongste of de oudste? Of misschien allebei op een bepaald moment. Wij zeggen allemaal: de jongste, denk ik. Hij neemt afscheid van zijn vader en vertrekt naar een ver land. Met een goed gevulde portefeuille gaat hij van het leven genieten en de bloemetjes eens goed buitenzetten. En Jezus vertelt verder hoe hij tot inkeer komt en terugkeert naar zijn vader; en hoe de vader hem met veel liefde weer ontvangt. Wat is nu de rol van de oudste zoon in dit verhaal, kunnen we ons afvragen. De oudste zoon is kwaad en verontwaardigd: hij vindt zijn vader oneerlijk. Hij is immers altijd trouw aan het werk geweest, heeft nooit iets gevraagd, hij nam zijn verantwoordelijkheid.
Het feest en het gemeste kalf
Ik denk dat de jongste zoon meer op onze sympathie mag rekenen, ondanks zijn streken en braspartijen, zijn losbandige leven. We gunnen hem de liefde en de barmhartigheid van de vader. We gunnen hem het feest en het gemeste kalf. Een vader had twee zonen, van wie er één verloren raakt, maar die ook weer terugkeert en met open armen wordt ontvangen. Er wordt feest gevierd. “Mijn zoon was dood, maar nu leeft hij weer, ik was hem kwijt, maar ik heb hem teruggevonden, er moet feest zijn.” De oudste zoon kan zich daar helemaal niet in vinden, hij wordt kwaad op zijn vader en broer. Alles heeft hij erdoor gejaagd, de nietsnut, de sukkel. En dan nog naar binnen gaan om feest te vieren. De oudste zoon gedraagt zich niet als zoon, maar als een gefrustreerde werknemer.
Wie van beiden is de verloren zoon?
Hoe zouden wij reageren als iemand behoorlijk het pad kwijt was geweest en plots weer terugkwam in het huis van de Vader? Wie zou dan niet blij zijn? Wie is nu eigenlijk de verloren zoon in deze gelijkenis van Jezus? Misschien enkele vraagjes om eens over na te denken?!
God van barmhartigheid,
nooit zet U mensen vast in falen of schuld;
telkens weer kijkt U uit naar hun bekering.
Moge uw barmhartigheid voor ons een anker zijn van hoop,
dat ons de moed geeft steeds weer naar U terug te keren,
deze veertig dagen en heel ons leven. Amen.
diaken Julien Beckers