Een zondig mens | weekend 5-6 februari

Adam & Eva – dekenaat Genk

Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennesaret, terwijl de mensen op Hem aandrongen om het woord Gods te horen. Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten. Hij stapte in een van de boten, die van Simon en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk. Toen Hij zijn toespraak had geëindigd, zei Hij tot Simon: ‘Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.’ 

Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen, maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.’ Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten, dat deze dreigen te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Toen die gekomen waren, vulden zij de beide boten tot zinkens toe. Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: ‘Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.’ (Lucas 5,1-8)

‘Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.’ Dit is toch wel een heel vreemde uitspraak van Petrus. Want als we de evangelietekst aandachtig lezen, nergens heeft Petrus een morele misstap begaan. Petrus heeft niet gelogen noch kwaadgesproken, hij heeft niemand bedrogen, hij heeft ook niets gestolen of iemand vermoord of verkracht. Integendeel Petrus heeft enkel de ganse nacht hard gewerkt. Hij is braafjes aan het vissen geweest. Toch zegt Petrus in de ontmoeting met Jezus: ‘Ik ben een zondig mens.’ Hoe valt dit te rijmen?

Zonde

In het Jodendom, maar ook in het Christendom, is ‘zonde’ een veel ruimer begrip dan het maken van morele misstappen. ‘Zonde’ is in de Bijbel alles wat ons verwijdert van God, alles wat ons verwijdert van de liefde van God. De eerste zonde van de mens – van Adam en Eva – is dat zij God gaan zien als een concurrent. ‘Als je van de vruchten van de boom van goed en kwaad eet, dan zal je gelijk worden met God,’ suggereert de slang aan Eva. Die concurrentie duldt God niet. Immers de slang introduceert daarmee een verkeerd beeld van God: God als dé concurrent van de mens en niet God als een liefdevolle bondgenoot, die op de eerste plaats het geluk van de mens betracht.

De eerste zonde van de mens – de oerzonde van elke mens – is dat de mens zich verwijdert van God. Dat hij zichzelf plaatst buiten het liefdesaanbod van God. Doorheen heel de Bijbel is God op allerlei wijzen op zoek naar de mens, die zich van Hem verwijderd heeft. Meer dan ons morele misstappen, is onze hoogmoed, de gedachte dat we Gods liefde in het leven niet nodig hebben, hetgeen ons verwijdert van God. Wanneer Petrus, in de persoon van Jezus, Gods overweldigende liefde ervaart, beseft hij hoe ver hij van God staat, hoe ver hij van Gods liefde verwijderd is. Dat doet hem zeggen: ‘Ik ben een zondig mens’. 

Goede God, ontferm U over mij, want op sommige momenten is de afstand tussen U en mij toch zo groot. Laat me telkens opnieuw vol deemoed bidden: ‘Heer Jezus Christus, Zoon van de levende God, wees mij arme zondaar genadig.’