Delen zonder maat | weekend 24-25 juli

wekelijks herbronningsmoment – dekenaat Genk

Daarna begaf Jezus zich naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem, omdat zij de tekenen zagen die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer. 

Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam, vroeg Hij aan Filippus: “Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?”  Filippus antwoordde Hem: “Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen, dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig.” Een van zijn leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, merkte op: “Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen, maar wat betekent dat voor zo’n aantal?” Jezus echter zei: “Laat de mensen gaan zitten.” Er was daar namelijk veel gras. Zij gingen dan zitten; het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend. Toen nam Jezus de broden en na het dankgebed gesproken te hebben, liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten, alsmede de vissen, zoveel men maar wilde. (Johannes 6, 1-11)

Hoogtepunt

Jezus is op het toppunt van zijn succes gekomen, wanneer Hij de broden brak voor meer dan vijfduizend man, vrouwen en kinderen even niet meegerekend. Niet dat Hij doelbewust succes nastreefde. Maar soms ligt iemand door een samenloop van omstandigheden goed in de publieke opinie. Op dat moment van zijn leven lag Jezus nog goed bij de massa. Hij had zieken genezen, duivels uitgedreven, doden opgewekt. Nu bereikte zijn succes een hoogtepunt. Een massa van vijfduizend van eten voorzien is geen kleinigheid. Het is op z’n minst een teken dat tot de verbeelding spreekt, in feite nog spectaculairder dan het teken van het wijnwonder in Kana.

Maar was het wel de bedoeling van Jezus om een groots spectaculair teken te stellen? Of was het niet eerder zijn bedoeling om een klein onaanzienlijk teken dat gebeurde te plaatsen in het volle licht van Gods oneindig barmhartige liefde? Dit laatste paste toch meer bij Jezus’ levensstijl, prediking en manier van optreden. Dat het Rijk van God gelijkt op het meest onaanzienlijke had Jezus al vaker verkondigd. Het Rijk van God is zoals het allerkleinste mosterdzaadje dat uitgroeit tot een struik waarin de vogels zich kunnen nestelen. Het is zoals een beetje zout dat het eten smaakvol maakt. Of zoals een weinig gist dat het gehele deeg doet rijzen. In de prediking van Jezus over het Rijk van God staat telkens opnieuw het meest kleine, onaanzienlijke centraal. Het broodwonder is enkel de concretisering van het Rijk van God doorheen het meest eenvoudige.

Broodwonder

Aan het begin van het broodwonder staat – toch als we het evangelie nauwkeurig lezen – niet Jezus, maar een ‘toevallige’ jongen. Een willekeurige onbekende jongen, zonder veel aanzien, die bereid is om het voedsel dat hij bij zich heeft te delen. Hij had het ook evengoed kunnen verkopen. Want vijf gerstebroden en twee vissen is toch net iets te veel om alleen op te eten. Deze eenvoudige jongen stond voor de keuze. Hij kon de overschot van zijn voedsel verkopen, misschien wel tegen een woekerprijs. Want een hongerige massa kan de prijs van beperkt beschikbaar voedsel danig opdrijven; een kwestie van vraag en aanbod. Maar hij kon ook afzien van deze mogelijke winst en zijn voedsel gewoonweg delen met anderen die honger hadden. 

Het Rijk van God begint concreet bij de keuze van een eenvoudige jongen. Deze jongen kiest om te delen. Daarover spreekt Jezus de zegen van zijn hemelse Vader uit. Het delen van een eenvoudige jongen wordt een vorm van goddelijk delen. Immers door het dankgebed van Jezus komt dit delen van een eenvoudige jongen in een grootser perspectief te staan. Het komt te staan in het perspectief van het delen van het eigen leven tot in het uiterste toe. Breken en delen doet ieder mens heel spontaan, althans toch tot op een zekere hoogte. Want een mens is doorgaans niet zo hardvochtig. Dit begin van breken en delen van een eenvoudige jongen wil Jezus doortrekken tot in het uiterste. Zoals Jezus zijn eigen leven voor allen uiteindelijk zal geven. Als de graankorrel niet in de aarde valt, blijft hij alleen; maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort. 

Grenzen

Voor dit sterven als een graankorrel schrikken wij terug. Het ligt vaak boven onze eigen menselijke krachten. Het spontaan delen in het klein ligt wel binnen de mogelijkheden van elke mens. Het ander uiterste, waarbij men zijn leven geeft voor een ander is een ander paar mouwen. Vroeg of laat zegt ieder van ons: “Nu is toch wel de grens van mijn delen bereikt. Hier houdt het op. Nog verder gaan, is niet meer menselijk. Meer mag je niet meer van mij verwachten. Ik moet ook nog iets voor mezelf over houden. Ik kan niet alle mensen in (hongers)nood helpen. Hier houden mijn mogelijkheden op. Hier ben ik op het punt gekomen dat ik moet stoppen met delen!“ Wanneer we op dat punt zijn gekomen dat onze goedheid zijn grens heeft bereikt en we willen stoppen, dan hebben we Gods zegen en kracht nodig. Jezus bad hiervoor: “Toen nam Jezus de broden en na het dankgebed gesproken te hebben liet hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten, alsmede de vissen, zoveel men maar wilde.” Het werd een delen zonder maat. Twaalf volle korven met overgebleven brokken haalden de leerlingen op het einde nog op.

Goede God, delen zonder maat daar schrikken we van terug. Geef aan het weinige dat we wel met elkaar delen Uw zegen, opdat het zou uitgroeien tot een delen zonder maat, naar het levensvoorbeeld van Jezus, uw Zoon en onze Heer. Amen.