De tempel van Zijn Lichaam | weekend 2-3 maart

verandering – dekenaat Genk

Kort voor Pesach, het Joodse paasfeest, reisde Jezus naar Jeruzalem. Daar trof hij op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan en de geldwisselars die daar altijd zaten. Hij maakte een zweep van touwen en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen.

Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver en riep tegen de duivenverkopers: ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: De hartstocht voor uw huis zal mij verteren.’ Maar de Joden vroegen: ‘Met welk teken kunt u bewijzen dat u dit mag doen?’ Jezus antwoordde hun: ‘Breed deze tempel maar af en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd’, zeiden de Joden, ‘en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. Na zijn opstanding uit de dood herinnerden ijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had. 
Toen Jezus op Pesach in Jeruzalem was, kwamen veel mensen tot geloof in zijn naam, omdat ze de wondertekenen zagen die hij deed. Maar Jezus had geen vertrouwen in hen, omdat hij hen allemaal kende, en niemand hoefde hem iets over de mens te vertellen, want hij wist zelf wat er in een mens omgaat. (Johannes 2,13-25)

Tempel als markthal

In alle godsdiensten zijn mensen op zoek geweest naar bijzondere plekken waar zij God echt konden ontmoeten. De voorbije zondag stelde de Bijbel er ons twee voor: de woestijn en de berg. Maar doorheen de geschiedenis van het Joodse volk groeide het besef dat de voornaamste plaats waar zij God konden ervaren toch de tempel was. Jezus is ook naar die tempel gegaan toen Hij twaalf jaar oud was. De tempel was de ruimte waar God onder de mensen aanwezig kwam. Jezus gaat de confrontatie aan met de handelaars aan de tempel en Hij moet wel goed kwaad zijn geweest om zo tekeer te gaan. Blijkbaar heeft de houding van de handelaars Hem erg gestoord: ‘Maak van het huis van mijn Vader geen markthal!’  

Zijn Lichaam als tempel

In de tijd van Jezus was de tempel verworden tot een plaats van geld en macht. De priesters waren heerszuchtig. De prachtige psalmgebeden die men afdreunde waren formules geworden. En om de offerdieren te kopen werd alleen het joodse tempelgeld aanvaard. Daardoor was op het voorplein een winstgevende handel ontstaan van kooplui en geldwisselaars. Die handel in de tempel was een oude gewoonte geworden en zoals dat altijd gaat met gewoontes, als iets lange tijd gedaan wordt, wordt het een soort recht. In de discussie met de oversten die hierop volgt, gaat het echter niet meer om die stenen tempel, maar Hij noemt ook zijn eigen lichaam een tempel. Die overgang komt wat vreemd over, maar vertelt ons wel iets over Jezus’ visie op God. 

Tempel als huis van God

De tempel is inderdaad het huis van God, daar is God te ontmoeten. Dat idee leefde heel sterk bij de joden. Maar, zegt Jezus, God woont ook in mij, is ook in mij te ontmoeten. Ook onze kerken worden huis van God genoemd, plaatsen waar we God kunnen ontmoeten in ons biddend en vierend samenzijn. Waar is God te ontmoeten? Niet in één of andere stenen machtstempel of kerk die toch verwoest kunnen worden, maar wel daar in de gemeenschap rond de tafel, in het nieuwe Lichaam van Jezus dat wij vormen als wij leven vanuit zijn Geest: dankend, delend en dienend. Een kerk die gebroken en gekwetste mensen opneemt, wordt niet afgebroken. 

Goede God,
U nodigt ons uit 
om samen te werken aan verandering:
een wereld waar ieder mens tot zijn recht kan komen
en een godsdienstbeleving van binnen uit.
Zegen onze tocht van veertig dagen
naar het Licht van Pasen. Amen.

diaken Julien Beckers