De naakte mens | weekend 25-26 februari

Van alle dieren, die Jahwe God gemaakt had, was er geen zo sluw als de slang. Ze zei tot de vrouw: `Heeft God werkelijk gezegd dat u van geen enkele boom in de tuin mag eten?’ De vrouw zei tot de slang: `Wij mogen wel eten van de vruchten van de bomen in de tuin. God heeft alleen gezegd: Van de vruchten van de boom die midden in de tuin staat moogt ge niet eten; gij moogt ze zelfs niet aanraken; anders zult gij sterven.’ Maar de slang zei tot de vrouw: ‘U zult helemaal niet sterven! 

God weet dat uw ogen open zullen gaan als u eet van die boom, en dat u dan gelijk zult worden aan God, door de kennis van goed en kwaad.’ Toen zag de vrouw dat het goed eten was van die boom, en dat hij een lust was voor het oog, en hoe aantrekkelijk het was er inzicht door te krijgen. Zij plukte dus een vrucht en zij at ervan; zij gaf er ook van aan haar man, die bij haar stond, en ook hij at ervan. Nu gingen hun beiden de ogen open en zij ontdekten dat zij naakt waren. (Genesis 3, 1-7)

Adam en Eva

Als er een verhaal uit de Bijbel tot de verbeelding spreekt dan is dit toch wel het verhaal van Adam en Eva, die in de appel bijten. Dit verhaal heeft vele kunstenaars geïnspireerd, niet in het minst vele schilders. Zij allen staan, voordat ze aan hun kunstwerk beginnen, voor de volgende vraag: ‘Hoe oud zouden Adam en Eva geweest zijn toen zij in die appel beten? Wat was hun leeftijd?’

Als we naar afbeeldingen in een kinderbijbel kijken, dan zien Adam en Eva er toch wel erg jong uit: jonge tieners. Of waren Adam en Eva niet eerder twintigers of dertigers? 

Of moeten zij niet afgebeeld worden met al wat grijzend haar, verwijzend naar hun levenservaring? Een exacte leeftijd voor Adam en Eva geeft het Bijbelverhaal niet. Wel deze aanduiding: ‘Toen ze in de appel beten gingen hun ogen open en zagen ze dat ze naakt waren.’

Wanneer ontdekt nu een mens zijn eigen naaktheid, niet in lichamelijk zin van het woord, maar in de geestelijke zin van het woord? Hoe oud is een mens, wanneer hij in geestelijke zin begint de ontdekken dat hij naakt is? Dat hij als mens klein en kwetsbaar is, onmachtig tot het goede. Dat hij zondig is en het kwaad niet enkel buiten hemzelf ligt, maar een deel is van zijn eigen leven en bestaan. Hoe oud is een mens wanneer hij gaat beseffen dat ook hij niet vrij is van hebzucht, eerzucht of heerszucht? Hoe oud is een mens wanneer hij gaat beseffen dat de drie bekoringen van eerzucht, heerszucht en hebzucht, waaraan Jezus niet toegeeft in de woestijn, een onderdeel zijn van zijn eigen bestaan? Hoe oud is een mens wanneer hij – na het bijten in de appel – de kennis verwerft in goed en kwaad? En ontdekt dat hij niet altijd bij machte is om in alle omstandigheden het goede te doen?

Genade van God

De leeftijd waarop we dit gaan beseffen is voor ieder mens verschillend. Voor de apostel Paulus was dit het moment, nadat hij op weg naar Damascus van zijn paard gevallen was, het volgende neerschreef:‘Het goede dat ik wil doen, dat doe ik niet. En het kwade dat ik niet wil doen, doe ik wel.’ Fouten, zonden en kwaad waren ook in zijn leven onuitroeibaar. Als wetsgetrouw en vroom man werd hij zich daarvan pijnlijk bewust. Maar meer nog ontwaakte bij Paulus het bewustzijn dat hij zichzelf daaruit niet kon redden. Daarom ging hij zijn hoop op redding stellen op Jezus Christus. Dit is de basis voor zijn bekering. Zo schreef Paulus hoopvol aan de christenen van Rome: ‘De genade van God laat zich niet afmeten aan de misstappen van de mens.’

Geestelijke naaktheid

De grote kerkvader Augustinus ontdekte zijn eigen naaktheid – en het feit dat ook hij in de appel gebeten had – toen hij in zijn Belijdenissen terugkeek op zijn jeugd. Hoe hij toen op een keer in een boomgaard samen met zijn vrienden appelen ging stelen, terwijl zij helemaal geen honger hadden en zijn vader ook een boomgaard had. Hij ging stelen, louter uit het plezier van het stelen om te stelen. Hij merkte dat hij er genoegen in stelde om het kwade te doen. In deze gebeurtenis openbaarde zich voor Augustinus zijn eigen geestelijke naaktheid.

Oud-secretaris-generaal van de Verenigde Naties en Nobelprijswinnaar Dag Hammerskjold omschreef in zijn dagboek Merkstenen zijn eigen geestelijke kleinheid als volgt: ‘Naakt sta ik op de steile helling van de berg in het grote licht.’ Met dat grote licht bedoelde hij Christus. Want in het ontdekken van zijn naaktheid, ontdekte hij tegelijkertijd dat Christus redding brengt.

Deze ontdekking duiden we ook aan met dat het felix culpa. Dit betekent in het Nederlands vertaald: de gelukkige schuld. We spreken over een schuld die gelukkig is, omdat niet onze eigen kleinheid, zondigheid en schuld het meest fundamentele is. Maar doorheen die kleinheid ontdekken we dat we alle heil mogen verwachten van Jezus Christus. Dat Hij ons leven opricht en dat Hij ons doet opstaan uit onze kleinheid en naaktheid.

Het was pas – nadat Adam en Eva in de appel gebeten hadden – dat hun ogen opengingen en ze oog kregen voor Gods reddende barmhartigheid. In die zin was het bijten in de appel het moment van zondeval, maar ook het moment van genade en beginnende redding.

In de liturgie wordt het verhaal van Adam en Eva aan het begin van de veertigdagentijd geplaatst, opdat wij allen voor onszelf de vraag zouden stellen: ‘Hoe oud was ik toen ik voor de eerste keer in de appel beet? Hoe oud was ik toen mijn ogen opengingen en ik mijn eigen kleinheid ontdekte als het gaat over de kennis van goed en kwaad?’

Opstaan

Maar meer nog dan het ontdekken van de eigen kleinheid, gaat het over het ontdekken van Gods reddende kracht, die zich openbaart met Pasen. Want op Pasen doet Hij ons opstaan uit onze eigen kleinheid en naaktheid. Daartoe zijn wij in deze veertigdagentijd op weg. 

Goede God, Gij hebt ons kennis en inzicht gegeven in goed en kwaad. Naarmate een mens wijzer wordt ontdekt hij zijn geestelijke naaktheid: de bekoring tot hebzucht, eerzucht of heerszucht. Geef ons de kracht om onze zwakheden te overwinnen en niet op deze bekoringen in te gaan. Amen.