Bezit en geweld | weekend 27-28 augustus

Toen talloze mensen met Jezus meetrokken, keerde Hij zich om en zei tot hen: ‘Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn. 

Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand van u een toren wil bouwen, zal hij er dan niet eerst voor gaan zitten om een begroting te maken, of hij wel genoeg bezit om hem te voltooien? Anders zou het hem kunnen overkomen, als hij de fundering heeft gelegd en niet in staat is het werk tot een einde te brengen, dat allen die het zien hem gaan bespotten en zeggen: Die man begon te bouwen maar hij was niet in staat het einde te halen. Of welke koning zal, als hij tegen een andere koning ten oorlog wil trekken, niet eerst overleggen of hij sterk genoeg is om met tienduizend man het hoofd te bieden aan iemand die met twintigduizend man tegen hem optrekt? Zo niet, dan stuurt hij, als de tegenstander nog ver weg is, een gezantschap en vraagt om de vredesvoorwaarden. Zo kan niemand van u mijn leerling zijn, als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit. (Lucas 14,25-33

Of welke koning zal, als hij tegen een andere koning ten oorlog wil trekken, niet eerst overleggen of hij sterk genoeg is.’ Oorlog en geweld zijn jammer genoeg van alle tijden en krijgen dus ook hun weerklank in het evangelie. Het is niet toevallig dat het woord ‘vrede’ 260 maal in de Bijbel voortkomt. Want geweld breidt heel gemakkelijk uit en het verlangen naar vrede is groot. Geweld zit heel vlug gevangen in een spiraal van actie en reactie. ‘Als iemand je slaat, sla dan terug’: die logica komen we overal rondom ons tegen. Geweld rechtvaardigt tegengeweld. Maar wie terugslaat, slaat altijd iets harder dan hij die sloeg. Het moet wel, want ‘ik moet het halen van mijn tegenstander.’ Zo gaat het voort: heen en terug. Langzaamaan steeds harder en harder.

Oog om oog, tand om tand

De Joodse Wet had er al iets op gevonden opdat de spiraal van geweld niet steeds heftiger zou worden. De Thora zei: ‘als iemand geweld tegen je gebruikt, mag je alleen met eenzelfde maat van geweld antwoorden.’ Niet met meer geweld. Vandaar de uitspraak: ‘Oog om oog, tand om tand.’ En dus niet: ‘Twee blauwe ogen, omwille van één blauw oog.’ En ook niet: “Twee losse tanden, omwille van één kapotgeslagen tand.’ Oog om oog, tand om tand hield al een beperking van het geweld in. Het geweld moest immers ‘proportioneel’ blijven. Het mocht geen buitensporige proporties aannemen. 

Ook al hield de Joodse Wet een inperking van het geweld in, het verdween er niet mee. Jezus wil het geweld aan de wortel aanpakken. Vandaar zijn radicale uitspraak: ‘Zo kan niemand van u mijn leerling zijn, als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.’ Want er is altijd een innerlijke band geweest tussen bezitsdrang en geweld. Zo kan een handelsoorlog een eerste aanzet zijn tot een gewapende oorlog. En lag het verlangen naar ‘Lebensraum’ (Levensruimte) niet aan de oorsprong van de Tweede Wereld Oorlog. Lebensraum was, volgens de Duitse etnograaf en geograaf Friedrich Ratzel (1844-1905), de aanduiding voor het minimale grondgebied dat een volk volgens hem nodig had om in zijn voedsel- en grondstoffenbehoefte te voorzien. Maar wat als het bestaande grondgebied daarvoor te klein werd geacht? Gebiedsuitbreiding door middel van oorlog en geweld was in de kiem van dit begrip aanwezig.

Hoe geheel anders is de opvatting van de heilige Franciscus van Assisi over levensruimte. Hij probeerde echte levensruimte te scheppen door bezitloos door het leven te gaan. Doordat zijn hart niet gehecht was aan allerlei bezittingen – maar enkel aan Christus – kon hij ook zonder enig voorbehoud opkomen voor vrede. Daarom deed 800 jaar geleden de heilige Franciscus het ondenkbare. 

In augustus 1219 trok hij in volle kruistochtentijd naar het kruisvaarderskamp in Damiate (Egypte) met de wens de sultan van Egypte te ontmoeten, de gedoodverfde vijand van het christendom. De paus had het westen massaal gemobiliseerd om ten strijde te trekken tegen de moslims en het Heilig Land te heroveren. Als enkeling probeerde Franciscus deze spiraal van geweld te doorbreken. Wars van het heersende vijanddenken, trok hij de sultan van Egypte tegemoet met een geheel eigen vredesmissie. En de eerste stap is altijd de andere willen ontmoeten. 

Vergeving

Ontmoetingen, hoe belangrijk ook, zijn geen garantie op vrede. We moeten vooral leren ‘al’ ons bezit los te laten. En dat is de noodzakelijke tweede stap. Het laatste bezit dat we moeten leren loslaten zijn niet onze materiële bezittingen, maar wel de ergernis, de wrok, soms wel de haat, die wij in ons hart meedragen en koesteren. Dit is het bezit waaraan we waarschijnlijk nog het meest gehecht zijn, meer nog dan aan geld of goed. Dit bezit loslaten kan alleen maar door vergeving. 

Alleen diegene die geweld niet met geweld beantwoordt, maar met vergeving, kan het geweld doen stilvallen. Die dát kan, is een winnaar. Hij lijkt weliswaar op de verliezer, op een zwakkeling, op iemand die het geweld ondergaat. Maar eigenlijk is hij de winnaar. Hij bereikt iets wat de andere niet kon: een einde maken aan de spiraal van het geweld. Zo iemand was Jezus. Hij beantwoordde kwaad niet met kwaad. Maar Hij zei tot zijn leerlingen: ‘Als iemand op je ene wang slaat, keer hem dan ook de andere toe’.
Vandaag zegt Hij tot ieder van ons: ‘Niemand van u kan mijn leerling zijn, als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.’ Dit is de wijze waarop christenen ‘een schreeuw van vrede over de hele wereld laten horen’.

Heer, maak mij een instrument van Uw vrede. 
Laat mij liefde brengen waar haat heerst, 
laat mij vergeven wie mij beledigde, 
laat mij verzoenen wie in onmin leven, 
laat mij geloof brengen aan wie twijfelt, 
laat mij waarheid brengen aan wie dwaalt, 
laat mij hoop brengen aan wie wanhoopt, 
laat mij licht brengen aan wie in duisternis is, 
laat mij vreugde brengen aan wie bedroefd zijn. 
Laat mij niet zoeken getroost te worden, maar te troosten, 
niet begrepen te worden, maar te begrijpen, 
niet bemind te worden, maar te beminnen. 
Want het is toch door te geven, dat men ontvangt 
door te verliezen, dat men vindt 
door te vergeven, dat men vergiffenis ervaart 
door te sterven, dat men verrijst tot het eeuwige leven. Amen.