Woestijn | weekend 20-21 februari
Terstond dreef de Geest Jezus naar de woestijn. Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten. (Marcus 1,12-13)
Wat zou Jezus ervaren hebben in de woestijn? Het zal geen luxeleventje geweest zijn. De uiterlijke omstandigheden van de woestijn zijn niet te onderschatten: extreme hitte overdag en extreme koude ‘s nachts, droogte en verlatenheid, aanwezigheid van wilde dieren. Ook de innerlijke omstandigheden waren turbulent, immers: ‘Jezus werd door de Satan op de proef gesteld.’
In de woestijn ervaart Jezus uiterlijke en innerlijke woestenij. De woestijn vormt de ontkenning van het volle leven. De woestijn is op de eerste plaats een negatieve ervaring. Men ervaart er verlatenheid en onherbergzaamheid. Maar dit is niet de enige ervaring die Jezus in die woestenij opdoet! Als dit de enige ervaring is, vanwaar komt dan Jezus’ vreugdevolle blijde boodschap achteraf? Die vreugde stemt niet overeen met de negatieve ervaringen in de woestijn. In die woestijn moet Jezus nog iets anders ervaren hebben. Hij moet iets ervaren hebben dat groter, dat intenser, dat omvattender, dat fundamenteler is dan de verlatenheid van de woestijn.
Engelen
Een eerste aanduiding hiervan zit in het zinnetje: ‘en de engelen bewezen Hem hun diensten.’ Blijkbaar was Jezus in die verlaten woestijn niet alleen. In de woestijn voelde Jezus zich verbonden met God. Want engelen maken steeds de verbinding tussen God en de mens. Zoals de engel Gabriël dit deed toen hij aan Maria, namens God, de geboorte van een zoon aankondigde. Waarop Maria Gods barmhartigheid uitzong in het Magnificat: ‘Hij heeft neergezien op mijn kleinheid’. Zo hebben de engelen Jezus Gods barmhartigheid doen ervaren. Want God heeft ook neergezien op de nietigheid en de wanhoop van Jezus in de woestijn. Deze wanhoop, als gevolg van de verlatenheid en de onherbergzaamheid, wordt omgebogen tot vertrouwen in Gods barmhartigheid.
Op bepaalde momenten in ons leven ervaren ook wij onze job of ons huwelijk of ons engagement als één grote woestenij. Wij wanhopen over ons werk, over onze kinderen, over onze partner, over de toekomst die voor ons ligt. Ook het isolement dat de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus Covid-19 kan ons tot eenzaamheid van de woestijn drijven.
Over die wanhoop, over die duisternis en woestenij in ons leven, schrijft onze paus Benedictus: “Ja, ook vandaag nog luistert God naar de schreeuw van de velen die hongeren naar vreugde, vrede en liefde. Zoals in alle tijden voelen ze zich in de steek gelaten. Maar zelfs in de verslagenheid van de ellende, de eenzaamheid, het geweld en de honger die zonder onderscheid bejaarden, volwassenen en kinderen treffen, staat God nooit toe dat de duisternis van de gruwel het pleit wint. Er bestaat zoiets als een door God opgelegde grens aan het kwaad, namelijk zijn barmhartigheid.”
Blijde boodschap
Deze woorden van de paus zijn blijde boodschap. Want er is een grens aan het kwaad in ons leven; er is een grens aan het lijden in ons leven; er is een grens aan eenzaamheid en verlatenheid in ons leven; er is een grens aan de woestenij in ons leven. Die grens wordt getrokken door Gods barmhartigheid.
Goede God, Gij stelt met Uw barmhartigheid een grens aan onze eenzaamheid en kwetsbaarheid. Dit heeft Uw Zoon Jezus in de woestijn mogen ervaren. Ook voor ons mag de Veertigdagentijd een tijd zijn waarin de eenzaamheid die de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus Covid-19 meebrengen, wordt doorbroken door Uw barmhartige aanwezigheid, in de eeuwen der eeuwen. Amen.