Welzijnszorg | weekend 11 en 12 december
De mensen stelden aan Johannes de Doper de vraag: ‘Wat moeten wij dan doen?’ Hij gaf hun ten antwoord: ‘Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.’
Er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden en ze vroegen hem: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ Hij zei hun: ‘Niet méér vragen dan voor u is vastgesteld.’ Ook soldaten ondervroegen hem: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Hij antwoordde: ‘Niemand uitplunderen, niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij.’ (Lucas 3, 10-14)
Johannes de Doper is voor christenen een groot profeet, omdat hij verwijst naar de Messias die komende is. Aan de komst van de Messias gaat voor Johannes de Doper echter rechtvaardigheid vooraf. De komst van de Messias gaat gepaard met het beoefenen van de rechtvaardigheid. Daarom riep hij op om te zorgen voor de armen:
‘Wie dubbel kleding heeft moet dit delen met wie niets heeft, en wie voedsel heeft moet dit delen met diegene die niets hebben.’
Met deze oproep sloot Johannes de Doper zich aan bij een diep ingebakken Joodse traditie, namelijk de plicht van de gelovige jood om concreet te zorgen voor medemensen in nood. Zowel familieleden en volksgenoten, als vreemdelingen hebben recht op ondersteuning en hulp. Zo lezen we reeds in het oude testament in het Bijbelboek Leviticus: ‘Wanneer uw broeder verarmt en hij bij u niet meer staande kan houden, dan zult gij hem ondersteunen, opdat hij bij u in leve blijve.’ (Leviticus 25,35)
Deze ondersteuning moet met een grote mildheid en vrijgevigheid gebeuren, want zo lezen we verder: ‘Wanneer er onder u een arme mocht zijn, dan zult gij uw hart niet verharden noch uw hand gesloten houden, maar gij zult uw hand wijd voor hem openen en hem met mildheid lenen, voldoende voor wat hem ontbreekt.’
Deze mildheid vinden we ook terug in de regels omtrent de oogst in het oude Israël:
‘Wanneer gij de oogst van uw land binnenhaalt, zult gij de rand van uw veld niet geheel afmaaien en wat nog is blijven liggen van uw oogst, zult gij niet oplezen; dit zult gij voor de armen en de vreemdelingen laten liggen: Want Ik ben de Heer, uw God.’ (Leviticus 19,9-10)
De armen in een samenleving leggen altijd een sociale claim op het eigendomsrecht.
Eigendomsrecht
Absoluut eigendomsrecht bestaat niet in het Jodendom en ook niet in het christendom. Zo heeft in het verleden in Nederland een uitspraak van Bisschop Muskens heel wat maatschappelijke beroering verwekt. Hij stelde dat: ‘een arme gerust een broodje mag stelen, als hij honger heeft.’ Met deze uitspraak moedigde de bisschop niet diefstal aan, maar gaf hij slechts aan dat eigendom altijd een sociale dimensie heeft en dus nooit absoluut, maar altijd relatief is.
Zolang medemensen niet aan het essentiële toekomen, kan niemand zijn eigendom voor honderd procent ‘zijn’ eigendom noemen. De goederen op aarde zijn voor iedereen. Als structuren zo zijn dat er te veel naar één kant gaat en te weinig naar de andere, dan zijn ze fout. De rijken stelen dan op legale wijze via de wet en via de economische structuren. Ook al doen zij strikt wettelijks niets verkeerd, het blijft moreel gezien diefstal.
Bezit en diefstal
De heilige Johannes Chrysostomus legde duidelijk de band tussen bezit en diefstal: “De armen niet laten delen in uw eigen bezittingen is hen bestelen en hen beroven van het leven. Wat we bezitten is niet onze eigendom, het is het hunne.” Paus Gregorius de Grote was hetzelfde oordeel toegedaan: “Wanneer wij aan de armen de voor hen onmisbare goederen bezorgen, zijn dat geen bewijzen van onze persoonlijke vrijgevigheid; we geven hen immers slechts wat hun toekomt. Het is veel meer een plicht van rechtvaardigheid die we vervullen, dan een daad van naastenliefde.”
Tot die plicht van de rechtvaardigheid nodigt Welzijnszorg ons in de Advent uit. Zo heeft iedereen, elk gezin, recht op wonen. Zonder een betaalbare woning wordt het leven onleefbaar. Een goede woning is geen gunst die we aan arme gezinnen geven, maar wel een recht. Weinig christelijk is een uitspraak als: ‘Dat ze blij zijn dat ze een dak boven hun hoofd hebben! Waarom nog zeuren over de kwaliteit van hun sociale woning.’
Solidariteit
Op de derde zondag van de advent vraagt Welzijnszorg onze solidariteit met de armen in ons eigen land en gemeente, uit onze eigen omgeving.
Goede God, onze vreugde en bevrijding,
altijd bent U bezorgd om ons geluk.
Schenk ons uw Geest opdat wij vreugdevol en vriendelijk in het leven staan.
Schenk ons een open hart
zodat we niet ongevoelig blijven voor de noden van anderen
en opkomen voor de meest kwetsbaren.
Laat ons in het gelaat van de ander Hem herkennen
die midden onder ons zal komen:
Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer.Amen