Weesgegroet | weekend 19-20 december
In de zesde maand werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria.
Hij trad bij haar binnen en sprak: ‘Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u!’ Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: ‘Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. (Lucas 1, 26-30)
Maria en Elisabeth
Ook al denken mannen daar anders over, toch spelen vrouwen een beslissende rol in de heilsgeschiedenis van God met de mens. De Farizeeën en Schriftgeleerden – mannen dus – dachten dat zij Gods heil zouden kunnen doorgronden door de bestudering van de Schriften en het strikt naleven van de Joodse wetten. Het zijn in het Nieuwe Testament echter twee vrouwen die Gods heil aan den lijve mochten ervaren: Elisabeth en Maria. Beiden verwachten een kind. Wonderlijk, maar op zich toch niets speciaal. Doorheen de geschiedenis zijn al miljarden vrouwen zwanger geworden. Het speciale zit erin wat over deze kinderen wordt gezegd. Deze twee kinderen – Johannes de Doper en Jezus – zullen ten volle aan God toebehoren. Zij zullen verkondigers worden van Gods heil. Johannes de Doper als aankondiger van dit heil. Jezus, als drager van dit heil, wanneer Hij in uiterste liefde zijn leven zal wegschenken tot op het kruis.
De woorden, die de engel Gabriël over deze kinderen spreekt, maken deze kinderen en dus ook de zwangerschappen van Elizabeth en Maria heel bijzonder. Zo bijzonder dat in de kerk de Bijbelse gebeurtenissen rond deze zwangerschappen verwerkt werden tot een gebed. Een gebed dat wij allen zeer goed kennen, namelijk het ‘Wees Gegroet’.
Wees gegroet
Het eerste gedeelte van het Wees Gegroet zijn de woorden van de engel Gabriël aan Maria: ‘Wees gegroet, vol van genade, de Heer is met u’. Het tweede gedeelte van dit gebed zijn de woorden van Elisabeth aan haar zwangere nicht Maria: ‘U bent de gezegende onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot (of van uw lichaam)’. Deze woorden herhalen wij telkens opnieuw bij het bidden van het Weesgegroet. Het zijn woorden van vreugde, hoop en verwachting, die we telkens opnieuw herhalen. Zoals heel deze adventstijd een tijd is van vreugde, hoop en verwachting.
Door het bidden van die woorden mogen wij met geheel ons hart delen in de vreugde, hoop en verwachting van Maria. En komt, zoals bij Maria, geheel ons hart open te staan voor God. Door het Weesgegroet heel vaak te herhalen bij het bidden van de rozenkrans, opent ons hart zich voor de vreugde en de verwachting van Gods heil, van Gods liefde, van Gods nabijheid.
Herhalend bidden als tegengif
Dit herhalend gebed is als het ware een antidotum of een tegengif. Een tegengif voor de wanhoop in onze samenleving. Elke dag sterven er wereldwijd duizende mensen aan het coronavirus Covid-19. Terecht doen we er alles aan om dit cijfer naar beneden te krijgen. Elke Covid-dode confronteert ons echter met onze eigen sterfelijkheid. We kunnen deze realiteit angstig proberen te ontvluchten of te verdoezelen. Het Weesgegroet leert ons vol vertrouwen onze sterfelijkheid onder ogen te zien en mee om te gaan. Vandaar het derde deel van het Weesgegroet een smeekbede is, via Maria, tot God. Telkens opnieuw mogen we vragen: ‘Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, arme zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen.’ Dan zullen we zoals Maria genade vinden in de ogen van God.
Wees Gegroet, Maria, vol van genade de Heer is met U.
Gezegend zij Gij boven alle vrouwen
en gezegend is de vrucht van uw lichaam Jezus.
Heilige Maria, moeder Gods, bid voor ons, arme zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen.