PAASprikkels

Vasten is veertig dagen lang geprikkeld worden, op weg naar Pasen.
Pastoor Ruddy Pareyns geeft ons de volgende weken tien PAASprikkels voor onderweg.

Aswoensdag
feest van de Cathedra van de heilige Apostel Petrus
vasten
breken van het brood
met ons hart kijken
woorden én daden
hosanna
dienstbaar
de maat
beloken Pasen

Aswoensdag

Op Aswoensdag nodigt Jezus ons in zijn Bergrede uit om ons in de veertigdagentijd toe te leggen op de drie werken van gerechtigheid, namelijk: bidden, aalmoezen geven en vasten. Want onze relatie met God, met medemensen en met de aarde is vaak krom en scheefgetrokken.

Het Rijk van God geschiedt daar waar kromme relaties recht getrokken worden. De uitbuiting van de armen moet doorheen broederliefde, aalmoezen en structurele solidariteit rechtgetrokken worden. Zoals ook onze roofbouw op de aarde doorheen een zorg voor de schepping rechtgetrokken wordt. Zo helpt vasten ons om een juiste relatie met de aarde en de aardse goederen op te bouwen. Want voedsel is het aardse goed bij uitstek waar we het meest intiem mee omgaan, wanneer we het tijdens een maaltijd letterlijk tot ons nemen. Tot slot geeft de nederige van hart die bidt aan God de plaats die de hoogmoed Hem misgunt. Maar als we aalmoezen geven, vasten of bidden dan moeten we dit in het verborgene doen, opdat we onszelf en onze inspanningen niet in het centrum van de wereld zouden plaatsen.

Feest van de Cathedra van de heilige Apostel Petrus

Op het feest van de Cathedra van de heilige Apostel Petrus (verschuift van zondag 21 naar maandag 22 februari) wordt het paars van de veertigdagentijd vervangen door het wit van een apostelfeest. Met de stoel van Petrus staat in de liturgie het Petrusambt centraal. In het evangelie horen we hoe Jezus aan Simon, zoon van Jona, de naam Petrus – steenrots – geeft.
Wilde Jezus met deze naam Simon een titel geven en een daarbij horende functie? Of was de naam ‘Petrus’ niet eerder een troetelnaam vanwege Jezus?

… Een koosnaam, zoals ouders dit geven aan hun kind. Zoals een moeder die haar zoontje ‘haar grote sterke kerel noemt’, omdat ze haarfijn aanvoelt dat haar zoontje een klein bang hartje heeft, maar misschien ooit wel eens een sterke kerel kan worden, mits heel veel liefde en geduld. Zou Jezus niet met eenzelfde warme liefde de naam Petrus hebben uitgesproken, opdat Petrus ooit eens, mits de nodige goddelijke liefde en geduld, die steenrots kan worden? Want slechts vijf verzen verder in het Matteüsevangelie, na Jezus’ eerste lijdensvoorspelling waarmee Petrus niet akkoord is, moet Jezus hem al bijzonder hard terecht wijzen: “Weg daar, achter Mij, Satan, Je bent een struikelblok voor Mij, want jouw gedachten zijn niet Gods gedachten, maar die van mensen.” (Mt. 16,24)

De steenrots blijkt ook een struikelblok te zijn, wanneer die zich losmaakt van Gods liefdevolle gedachten over mens en wereld. In de vasten mogen we – zoals Petrus – ons leren hechten aan Gods onvoorwaardelijke liefde voor elke mensenkind.

Vasten

In onze samenleving wordt er meer gevast dan we op het eerste zicht vermoeden. Er is een verscheidenheid aan redenen daartoe. Op de eerste plaats komt heel zeker het vasten omwille van een schoonheidsideaal, om de slanke lijn te behouden. Er wordt ook gevast om gezondheidsredenen, om overgewicht en mogelijk latere hartproblemen en suikerziekte te voorkomen. Ook kennen we de vele oproepen tot vasten omwille van morele redenen. Dierenrechtenactivisten roepen op tot een vegetarische levensstijl. De scheve Noord-Zuid verhoudingen in de wereld moeten rechtgetrokken worden door een soberder levensstijl in het rijke noorden. Het milieubehoud vraagt om het verkleinen van onze ecologische voetafdruk.

… Christenen plaatsen hun vasten op de eerste plaatst in een religieuze sfeer. De afwezigheid van Christus, zoals de afwezigheid van elke geliefde, neemt onze eetlust weg. Vasten is dan een normale spontane reactie van de liefde. Wanneer echter de geliefde – de bruidegom – in ons midden is, dan kan er maaltijd gehouden worden. ‘De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet bedroefde zijn, zolang de bruidegom bij hen is.’  (Mt. 9,14-15)

Daarom wordt elke zondag in de Veertigdagentijd voor één dag opgeschort, omdat christenen niet kunnen vasten als de Heer in hun midden komt rond brood en beker.

Breken van het brood

“Waaraan worden christenen herkend?” Deze vraag is belangrijk in onze tijd waarin christen-zijn niet meer vanzelfsprekend is. In een tijd waarin het christelijk geloof in de marge van de samenleving is terecht gekomen. Deze vraag is ook zeer praktisch van aard, wanneer we nadenken over geloofsopvoeding van jonge mensen en vormselcatechese.

… Zoals de leerlingen op weg naar Emmaüs de Heer herkende aan het breken van het brood, zo worden tot op de dag van vandaag christenen herkend aan ‘het breken van het brood’. (Lucas 24, 30-31)

Meer dan ooit komt in de voorbereiding op het vormsel het accent te liggen op het thuiskomen van jongeren in de eucharistie. Gedurende een jaar vormselcatechese leren we aan jonge mensen heel praktisch hoe zij zich in de kerk moeten gedragen, wanneer christenen op zondag samen komen om brood te breken. In het begin valt het op hoe onwennig zij zich voelen tijdens de eucharistie, maar ook hun wil en hun inzet om het goed te doen. Het breken van het brood met elkaar vindt niet alleen in het kerkgebouw plaats, het gaat daarna in het dagelijkse leven verder. Oog hebben voor de nood van medemensen en proberen daarop een antwoord te geven: dit is ook het breken van het brood. Broederlijk Delen met mensen uit het Zuiden tijdens de vasten, dit is ook het breken van het brood, waaraan men christenen herkent.

Met ons hart kijken

God verwerpt de zonden, maar heeft de zondaar lief. Want in de ogen van God is de mens altijd meer dan louter en alleen zijn zonden. God pint de mens niet vast op zijn fouten en tekorten. Gods liefdevolle brede blik geeft aan de zondaar ruimte opdat hij zich kan bekering. 

Bovenstaande gedachte koesteren we graag als we nadenken over onze eigen zondigheid. Echter wanneer we het kwaad van onze vijanden voor ogen nemen is ons oordeel plots veel strenger en strikter. Want in een voldragen vijandsbeeld vallen zonde en zondaar naadloos met elkaar samen. Ruimte voor bekering en verzoening is er niet. Daarom – zo stellen wij – kan het gedrag van een vijand enkel bestreden worden. En is onze houding waarbij we onze vijand haten en naar de hel verwensen gerechtvaardigd.

… Vijandsbeelden zijn moeilijk te doorbreken. Het kan enkel en alleen maar doorheen gebed, doorheen veelvuldig en langdurig gebed. Want in het gebed leren we met ons hart kijken, zoals God zelf met zijn hart naar de mens kijkt. Het opent de weg om stap voor stap te leren onze vijanden lief te hebben. En om volmaakt te worden zoals onze hemelse Vader volmaakt is. Daarom is de Veertigdagentijd een bijzondere tijd van gebed voor de dwarsliggers in ons leven. ‘Maar ik zeg u: Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.’ (Mt. 5, 44-45)

Woorden én daden

De beste exegeten of bijbeluitleggers zijn de heiligen. Want zij leggen de Schrift uit met heel hun leven. Academisch geschoolde exegeten leggen, zoals de Schriftgeleerden, het Woord van God uit met hun verstand. De betekenis van een Schriftwoord laten heiligen zien door hun daden en hun levenswijze. Woord en daad zijn bij hen in harmonie met elkaar.

… Het Schriftwoord en de daden van naastenliefde vullen elkaar aan. Dit is de reden waarom Jezus in het evangelie zegt dat er voor de leerlingen maar één rabbi en één meester is. (Mt. 23,8-10) Want alleen in Jezus is het Schriftwoord ten volle in vervulling gegaan. Alleen in Hem is er een totale éénklank tussen woord en daad. Zo geheel anders dan bij de Schriftgeleerden van zijn tijd. De evangelist Johannes verwoordt die éénduidigheid in het begin van zijn evangelie met: ‘Het Woord is vlees geworden.’ Anders gezegd: ‘Het Woord is daad geworden’. Tijdens het Laatste Avondmaal wast Jezus, die Leraar en Heer is, de voeten van zijn leerlingen. Zo dienen ook de leerlingen dit werk van de nederigste dienaar op zich te nemen. Immers: “Wie de grootste onder u is moet dienaar zijn.” Doorheen de dienstbaarheid mogen wij in de vasten onze woorden en daden in harmonie met elkaar brengen.

Hosanna

We hebben heimwee naar de tijd vóór de coronapandemie. We konden reizen, ontspannen, feesten en fuiven, elkaar bezoeken, terrasje doen, en noem maar op. Het leven was een feest, geen vuiltje aan de lucht. Zoals bij de intocht van Jezus in Jeruzalem. Er was vreugde, gejuich en gezang. Geen vuiltje aan de lucht. ‘De leerlingen brachten het veulen bij Jezus, legden er hun mantels overheen en Hij ging erop zitten. Velen spreidden hun mantels op de weg uit, anderen groene takken die ze in het veld gekapt hadden. De mensen die Jezus omstuwden, jubelden: “Hosanna; Gezegend de Komende in de naam des Heren; Geprezen het komende koninkrijk van onze vader David! Hosanna in den hoge!” Zo trok Jezus Jeruzalem binnen, de tempel in.’ (Marcus 11, 8-11)

… Maar de stemming kan vlug omslaan en de wind kan zich keren: ‘Heden Hossana, morgen kruisig Hem.’ Sinds het begin van de coronapandemie zit ons de wind tegen. Het coronavirus brengt ons in crisis: werkloosheid, overvolle ziekenhuis, afscheid in een te beperkte kring, eenzaamheid, toename van armoede, hoge sterftecijfers in woonzorgcentra … Goede Vrijdag is het levensperspectief geworden. Zouden we, naar analogie van Goede Week en Goede Vrijdag, de coronapandemie ook als ‘goed’ kunnen benoemen? Enkel en alleen als we doorheen het lijden tijdens de coronapandemie iets van Pasen, Opstanding en Verrijzenis gaan verhopen en vermoeden.

Dienstbaar

Zoals de moeder van de zonen van Zebedeüs (Mt. 20,17-18), dromen tot op de dag van vandaag ouders dat hun kinderen het beter mogen doen, hogerop mogen komen en mogen klimmen op de maatschappelijke ladder. Daarom geven ouders dit advies aan hun kinderen: “Studeer maar goed, dan kan je later een goed betaalde baan krijgen.”

Dit advies om goed te studeren is niet verkeerd, maar zou in christelijke middens eerder zo moeten klinken: “Studeer maar goed, dan kan je later des te dienstbaarder zijn voor de samenleving en voor jouw medemensen.” In de dienstbaarheid zit het kwalitatief christelijk verschil. 

… Christenen mogen gerust een goede job hebben, maar het moet dienstbaar ingevuld worden. Christenen mogen gerust een goed inkomen en bezit hebben, maar het moet dienstbaar gemaakt worden. Opdat niemand iets, noch zijn inkomen, noch zijn bezit, noch zijn job het zijne zou noemen. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, opdat allen ten volle zouden leven.

Tijdens Witte Donderdag staat de voetwassing door Jezus tijdens het Laatste Avondmaal centraal. Het paasfeest was op handen. Jezus, die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. Het avondmaal was begonnen. In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, stond Hij van tafel op, legde zijn bovenkleren af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee. Daarop goot Hij water in het wasbekken en begon de voeten van de leerlingen te wassen en ze met de doek waarmee Hij omgord was af te drogen. (Joh 13,1-5) Dienstbaarheid en het breken van het brood gaan hand in hand met elkaar.

De maat

Een verkoper van graan die een halve maat voor een volle kan slijten maakt grote winst, zelfs woekerwinst. Lukt dit niet dan kan hij nog altijd proberen winst te maken met een losse maat, niet te fel aangestampt of geschud, met veel lucht tussen het graan. Want de lucht die zo verkocht wordt is zuivere winst. In plaats van een overlopende maat kan de maat ook netjes heel zuinig vlak afgestreken worden: vanuit de opvattting ‘niets voor niets’. Aan een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat lijdt een verkoper alleen maar verlies.

… De maat waaraan men verlies lijdt, dat is nu juist de maat van het rijk van God. Of beter nog: de maat waaraan men zichzelf verliest, brengt het rijk van God tot stand. (Lucas 6,38) Op Goede Vrijdag gedenken we dat Jezus’ liefde mateloos was, dat Hij zich totaal gaf toen Hij op het kruis stierf.

Omdat Jezus zijn leven in een liefde tot het uiterste durfde verliezen, was Hij zelf het Rijk van God te midden van zijn leerlingen. Zo moet ook onze maat zijn als christen: een overvolle gestampte maat.

Beloken Pasen

Beloken Pasen is afgeleid van het werkwoord ‘beluiken’, dat in het Nederlands enkel nog in de werkwoordsvorm ‘beloken’ wordt gebruikt. Beluiken betekent de luiken voor het raam sluiten of dicht doen. De paasviering, ingezet tijdens de paaswake op Stille Zaterdag, wordt als het ware acht dagen later afgesloten met Beloken Pasen. Vandaar nog een laatste PAASprikkel, als toemaatje. 

De verrijzenis van Jezus heeft niets te maken met succes; ook niet met een postuum succes, in de zin van: de kruisdood was een mislukking, maar na zijn dood zorgde God alsnog voor een klinkende overwinning. Zulk een benadering is een ontkenning van de diepte en de omvang van het lijden van Jezus en van het lijden in de wereld. Eerder dan met succes heeft de verrijzenis te maken met ‘zin’; met de hoop en het vaste vertrouwen dat liefde die geworteld blijft in God zin heeft. Dat de liefde – Gods liefde – uitkomst biedt ondanks het kwaad en het lijden in de wereld.

… Geheel anders dan de lichtzinnige uitbundigheid omwille van het succes is de innerlijke vreugde, omdat Gods liefde daadwerkelijk uitkomst biedt. Deze innerlijke vreugde noemen we de Paasvreugde. Het geeft kracht aan de verkondiging van de Blijde Boodschap door de leerlingen, ondanks vervolgingen. Het geeft vrede in het hart van de leerlingen, ondanks haat en geweld. Het geeft medelijden met hen die reeds hun gehele leven lijden: bezetenen, lammen en kreupelen. Zoals de eerste leerlingen te Jeruzalem, zo mogen ook wij deze Paasvreugde – tot vreugde van allen – verder uitdragen, in de tijd tussen Pasen en Pinksteren. (Handelingen 8,8)