Mosterdzaadje | weekend 12-13 juni
Jezus vertelde de volgende gelijkenis: “Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, ‘s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe.
Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.”
En verder: “Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.” (Marcus 4,26-32)
Gebrek aan daadkracht
We hebben het gevoel dat de tijd, de samenleving en de technologische vernieuwingen alsmaar sneller gaan. Tegelijkertijd is er de ervaring dat voor de grote samenlevingsproblemen maar uiterst traag oplossingen gevonden worden. De hervorming van het onderwijs, het oplossen van het mobiliteitsprobleem, het verkleinen van de kloof tussen arm en rijk in Vlaanderen, de modernisering van justitie, enzovoort: het gaat allemaal traag. Heel, heel traag. Te traag. We zwijgen dan nog over alle hoogdringende uitdagingen in verband met het leefmilieu en de opwarming van de aarde. We verwijten onze politici een gebrek aan krachtdadigheid. De politieke besluitvorming loopt te traag, de gevonden compromissen zijn niet rechtlijnig genoeg, de vrijgemaakte budgetten ontoereikend en de bureaucratische afwikkeling te sloom: zo luidt de kritiek op de politiek. We verwachten van de politiek onmiddellijke, kant en klare oplossingen. Dat het oplossen van grote samenlevingsproblemen zich uitstrekt over één of meerdere generatie, verdragen we niet langer.
We hebben ons geduld verloren, in het bijzonder als het gaat over de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus Covid-19. Jongeren staan te springen om opnieuw naar mega-festivals te gaan, supporters van Club Brugge zijn niet in toom te houden bij de kampioenenviering, bij mooi weer zitten mensen te dicht bij elkaar op terrassen en de vakanties naar verre oorden zijn al geboekt. In al dat ongeduld zijn de politici opnieuw kop van Jut.
Samen met God heeft de hedendaagse mens zijn geduld verloren. Want is geduld geen goddelijke deugd bij uitstek, een eigenschap van God? Er bestaat een innerlijk verband tussen godsgeloof en geduld, tussen vertrouwen op God en geduld.
Zo weet ook de boer uit het evangelie dat het graan, dat hij gezaaid heeft, niet sneller zal groeien door eraan te trekken. Het enige wat hij kan doen, is vertrouwen hebben op de groeikracht van het zaad. Hij zal geduldig de dagen moeten afwachten, slapengaan en opstaan, vooraleer het tijd is voor de oogst.
Mosterdzaadje
Dit geldt ook voor het mosterdzaadje. Het is van alle tuinkruidzaden het kleinste zaadje. En toch – mits het nodige geduld – kan het uitgroeien tot een struik van ruim drie meter hoog. Dit geduld is gegrondvest in een vertrouwen op God, die alles ten goede keert. Het geloof in Gods voorzienigheid maakt ons tot geduldige mensen, die kleine stappen voorwaarts weten te waarderen. Omdat zelfs de grootste samenlevingsproblemen en de coronacrisis enkel stap voor stap opgelost kunnen worden.
Goede God, aan de basis van ons ongeduld ligt maar al te vaak een gebrek aan vertrouwen in U en Uw voorzienigheid. Maak ons in deze tijd van beperkingen, omwille van de strijd tegen het coronavirus, tot geduldige zorgzame mensen, die vooral oog hebben voor de gezondheid en welbevinden van medemensen. Amen.