Intens leven en liefhebben | Aswoensdag 17 februari
Denkt er om: beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen om de aandacht te trekken; anders hebt gij geen recht op loon bij uw Vader die in de hemel is.
Wanneer gij dus een aalmoes geeft, bazuin het dan niet voor u uit, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat, opdat zij door de mensen geprezen worden. Voorwaar Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen. Als gij een aalmoes geeft, laat uw linkerhand dan niet weten, wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgene blijve en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. (Matteüs 6,1-4)
‘Geniet van het leven, want het is al zo kort.’ Deze goede raad wordt gegeven als iemand met pensioen gaat. Jongeren en adolescenten krijgen dezelfde raad: ‘Geniet nu van het leven, nu je nog niet de volle verantwoordelijkheid van een volwassene hebt. Want de onbezorgde tijd van je jeugd zal toch zo vlug voorbij zijn.’
Tot stof zult gij wederkeren
Iets gelijkaardigs weerklinkt op Aswoensdag, wanneer de priester bij het maken van het askruisje zegt: “Gedenk mens dat gij stof zijt en tot het stof der aarde wederkeert.” We zijn slechts van stof. Ons bestaan hier op aarde is tijdelijk en dus per definitie kort. Dat korte bestaan nodigt christenen uit om intenser te gaan leven. Dit intense leven wordt goed samengevat door dat andere zinnetje dat een priester kan gebruiken op bij het uitdelen van een askruisje: “Bekeer u tot God, en geloof in de blijde boodschap van Jezus.”
Het korte leven is voor christenen niet op de eerste plaats een aanleiding om meer te genieten van het leven. Alhoewel daar niets op tegen is. Het korte leven hier op aarde is voor christenen op de eerste plaats een reden om zich te bekeren, om zich toe te keren en toe te wenden naar God, om te gaan staan in de liefde van God. Want dat is de blijde boodschap van Jezus: ‘dat wij allen – als kinderen – door God onze hemelse Vader intens en immens worden bemind.’
In Gods liefde staan
Omdat het leven toch zo broos en zo kort is; laten we daarom op de eerste plaats in de liefde van God gaan staan. God heeft ons als eerste liefgehad. God is liefde. De veertigdagentijd is een tijd om in de liefde van God te gaan staan, om die liefde dieper te laten doordringen in ons leven, om die liefde van God als een gave te leren ontvangen, om met geheel onze wil, hart en verstand ‘ja’ te zeggen tegen die liefde. Dat is de bekering waartoe we worden opgeroepen.
In zijn vastenbrief zegt onze Paus Benedictus dit als volgt: ‘Ons christen zijn is niet op de eerste plaats een hoogstaand idee of een morele beslissing. Neen, christen zijn is op de eerste plaats een ontmoeting met een Persoon, met een liefdevolle God, die aan ons leven een nieuw horizont geeft en daarmee ook een beslissende richting aan ons leven geeft.’
Die liefde van God wekt in ons de liefde voor medemensen op. We moeten onze medemensen liefhebben – niet omdat dit voor christenen een verplichting is – maar omdat het een vrij antwoord is op de liefde van God, die we als gave mochten ontvangen. Vandaar dat wij in deze veertigdagentijd uitgenodigd worden om broederlijk te delen. Niet omdat ‘Broederlijk Delen’ een morel plicht is. Maar omdat liefde enkel zijn volle ontplooiing vindt, wanneer deze liefde wordt doorgegeven door met elkaar te delen.
Het askruisje van Aswoensdag herinnert ons eraan dat het leven inderdaad kort is en dat we daarom intens moeten liefhebben. ‘Hebt God en elkaar lief, want het leven is toch zo kort.’ Daartoe is de veertigdagentijd de meest uitgelezen tijd.
Goede God, in deze veertigdagentijd nodigt Gij ons uit om intenser te leven, om ons te bekeren tot U en geheel ons hart te openen voor Uw liefde. Opdat wij Uw liefde zouden doorgeven in het broederlijk delen met elkaar. Amen.