Heer, wees mij, zondaar, genadig! | weekend 26-27 oktober
Twee mensen gingen op naar de tempel te Jeruzalem voor het gebedsuur.
De één was een Farizeeër, de ander een tollenaar.
De Farizeeër stond met opgeheven hoofd en bad halfluid als volgt:
“God, ik dank U dat ik niet ben als de rest van de mensen:
rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers of ook als die tollenaar daar.
Ik vast vrijwillig tweemaal per week
en van al wat ik koop, sta ik een tiende deel af voor de tempel.”
Maar de tollenaar bleef op een afstand staan
en durfde zelfs zijn ogen niet opslaan naar de hemel.
Hij klopte zich op de borst en zei: “God, wees mij, zondaar, genadig”.
Ik zeg u: niet de Farizeeër, maar wel de tollenaar
vond genade in de ogen van God.
Hij stond in een juiste verhouding tot God.
(Lucas 18*)
Het Woord dat we volgend weekend horen
heeft te maken met de manier waarop wij bidden,
met de manier waarop wij voor God staan.
Staan we zelfverzekerd voor God,
proberen we ons van onze beste kant te presenteren?
Of durven we met onze zwakheid voor Hem staan
en erkennen dat we alles van Hem te verwachten hebben?
Hoe staan wij voor God,
in de kerk maar ook in ons leven van elke dag?
In het evangelie van vandaag lijkt het alsof er twee mensen in een spiegel kijken. De eerste is de farizeeër.
Ook vandaag zijn er mensen die zoals hij voortdurend weten en denken hoe goed ze wel zijn, mensen die denken dat ze anderen de les kunnen spellen of hen kunnen vernederen. Mensen die alleen maar bekommerd zijn om zichzelf en zich altijd maar meten met anderen op alle vlakken. Ik ben de rijkste, heb een betere job, een mooier huis dan anderen. Ik heb betere cijfers dan de andere in de klas. Ik ben veel geloviger, want ik bid elke dag en ik ga naar de mis. Ik ben veel socialer en steun veel goede projecten, ik, ik, … En tot slot denken ze: als ik goed doe, bid en naar de mis ga, dan moet God toch wel van me houden en moet God voor mij zorgen.
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand … en ze zien alleen zichzelf en lopen met het hoofd in de wolken. En dan is er de tollenaar met zijn spiegel.
Er staat een mens die zichzelf ziet, die de pijn en de miserie ziet die hij heeft aangericht. Deze spiegel leert de tollenaar zijn eigen kleinheid en zwakheden zien en erkennen. Hij is nederig, durft zijn hoofd niet op te richten, is beschaamd.
En dan is er nog die derde spiegel, die van Gods vergeving en liefde. Als we in die spiegel kijken, zien we onszelf door de ogen van God, dan zien we een mens met zijn zwakheid en al zijn gebrokenheid, maar graag gezien door God!
Eigenlijk wil deze parabel ons iets wonderlijks leren op onze levensweg: dat we Gods spiegelbeeld zijn.
Als mens zijn wij toch geschapen naar het beeld van God. Wij zijn toch Gods spiegelbeeld. We zijn dat niet meteen, we kunnen dat worden, elke dag een beetje meer, als we leren kijken met de ogen van God, naar onszelf en naar de anderen. De tollenaar weet zich door God bemind en kan opnieuw leven. Hij gaat naar huis met een gelouterd hart omdat Hij is mogen thuiskomen in die onnoemelijke liefde en vriendschap van God.
Levende en waarachtige God,
wij willen voor U staan zoals we zijn,
met onze goede kanten,
maar ook met onze fouten en gebreken.
Wees ons genadig en doe ons voluit tot ons recht komen:
dat we groeien tot mensen die leven in en uit de Geest
van Jezus Messias, uw Zoon en onze Heer.