Geloven en volgen | weekend 26-27 oktober
Nu kwamen Jezus en zijn leerlingen in Jericho. Maar toen Jezus vergezeld van zijn leerlingen en een flinke menigte weer uit Jericho wegtrok, zat een blinde bedelaar, Bartimeüs, de zoon van Timeüs, langs de weg.
Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij luidkeels te roepen: “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!” Velen snauwden hem toe te zwijgen, maar hij riep nog veel harder: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” Jezus bleef staan en zei: “Roep hem eens hier.” Ze riepen de blinde toe: “Heb goede moed! Sta op. Hij roept u.” Hij wierp zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe. Jezus vroeg hem: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” De blinde antwoordde Hem: “Rabboeni, maak dat ik zien kan!” En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw geloof heeft u genezen.” Terstond kon hij zien en hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht. (Marcus 10, 46-52)
Heer, maak dat ik kan zien
“Heer, maak dat ik kan zien.” Het is de bede van de blinde Bartimeüs. Het zou de bede van ons allemaal kunnen zijn, want vaak zijn we ziende blind, zien we alleen maar wat we graag zien of kijken we door een gekleurde bril. Soms is het wel eens zo dat we pas dingen zien omdat iemand er ons op wijst. Laten we eens kijken naar het evangelieverhaal van vandaag. Het gaat om drie partijen in het verhaal: Bartimeüs, Jezus en de omstanders. Laten we ons eens de vraag stellen: in wie herken ik mezelf, op wie lijk ik eigenlijk? Zou iemand van ons zeggen: ik herken me in Bartimeüs? Ik denk het niet. En dit zou juist een teken kunnen zijn dat we misschien niet goed kijken. Bartimeüs zit langs de weg, een beetje zielig, en ja, dan zal niemand zeggen: daar lijk ik op. Maar hij is meer dan een zielige figuur, hij is ook iemand die gezien en gehoord wil worden, hij laat zich niet monddood maken als de omstanders hem toesnauwen dat hij zijn mond moet houden.
Ga, uw geloof heeft u gered
Dat hij blijft roepen naar Jezus, daarmee spreekt hij zijn geloof en vertrouwen in Jezus uit. Het is dan ook niet zomaar dat Jezus op het einde tegen hem zegt: “Ga, uw geloof heeft u gered”. Kijken we eens van Bartimeüs naar onszelf: heb ik ook iets van zijn geloof? Heb ook ik iets van zijn vertrouwen in God, in medemensen, dat ik om hulp durf vragen als ik dingen op eigen kracht niet kan? Of laat ik mij verlammen door mijn onmacht en blijf ik maar zitten waar ik zit? Of laat ik me monddood maken door de onverschilligheid van anderen? De grote vraag is natuurlijk: lijken wij op Jezus uit het evangelie die de mens in nood niet voorbijloopt, die niet doof is voor het hulpgeroep van anderen. Zeggen wij net zoals Jezus: “Wat wil je dat ik voor u doe?” We sluiten te vaak onze ogen of kijken de andere richting uit. Misschien moeten we wat vaker bidden: “Heer, maak dat ik kan zien”. En het antwoord van de Heer zal dan wel zijn: “Ga, ga aan het werk, je geloof kan redding brengen, voor jezelf en voor anderen”.
Heer onze God,
met Bartimeüs vragen wij U:
“Heer, maak dat ik kan zien!”
Laat ons de schoonheid zien van het leven,
ondanks alles wat ons leven benauwt.
Laat ons zien waar het in het leven op aan komt,
doorheen alles wat ons verstrooit.
Laat ons U, zien, God,
in elke mens, en vooral in de kleinste.
Laat ons kijken met de ogen van Jezus,
uw Zoon en onze Heer. Amen.
diaken Julien Beckers