Familie | weekend 8-9 juni

familie – dekenaat Genk

Hij ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te gaan eten. Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had hij zijn verstand verloren. 

Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’ Toen hij hen bij zich geroepen had, sprak hij tot hen in gelijkenissen ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. Bovendien kan niemand het huis van een sterkere binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die sterkere niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’ 
Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’(Marcus 3, 20-25)

Van je familie moet je het hebben

“Van je familie moet je het hebben.” Met deze zin kunnen we het evangelie dit weekend kort en bondig samenvatten. Jezus zorgt met zijn optreden voor heel wat rumoer en dat bereikt ook Jezus’ familie: zijn moeder en zijn broers. De familie van Jezus hoort dat Hij met allerlei vreemde mensen omgaat. Ze horen dat Hij ruzie maakt met de farizeeën en de Schriftgeleerden. Ze horen dat Hij mensen geneest en sterker nog, dat Hij boze geesten uitdrijft. Als al deze geruchten de familie bereiken, vragen zij zich af of het wel goed met hem gaat.  En dan staat Jezus buiten en kijkt om zich heen naar al die mensen en dan zegt Hij: “Iedereen die de wil van God doet, is mijn broer en zuster en moeder.” Dat is wel gemakkelijk gezegd! Iedereen die de wil van God doet! Maar wat is dat, de wil van God? Hoe kan ik nu weten wat God op dit ogenblik van mij wil? Heb je je soms wel eens in een situatie afgevraagd: wat moet ik nu doen? Maar er kwam geen stem uit de hemel, zelfs geen innerlijke ingeving, en daar sta je dan.

De wil van God

Misschien is het wel zo, dat daar waar mensen de wil van God doen, toekomst wordt geboren. Waar mensen genadig omgaan met elkaar, oog en hart hebben voor elkaar, waar een mens niet vernederd maar opgetild wordt, waar mensen niet gekleineerd worden, maar gezegend, daar gebeurt Gods wil. Dit bedoelt Jezus in het evangelie wanneer Hij zegt: ieder die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder. Van die familie moeten we het hebben, een kring van mensen, aangeraakt door de Geest, die in beweging komen om samen een hoopvol teken te zijn in deze wereld. Er ontstaat iets nieuws. Ieder die de wil van God doet, die is mijn broer en zus. Iedereen is welkom om deel uit te maken van die familie van God. Mogen ook wij daartoe de kracht ontvangen en daarvoor bidden. 

Heer Jezus, Jij nodigt ons uit 
om jouw broer en zus te worden.
Wees onze Tochtgenoot, dag na dag.
Laat ons delen in jouw intieme band 
met God, als Bron van leven,
dag na dag, ons leven lang. Amen

diaken Julien Beckers