De maatstaf | weekend 21-22 november

‘Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? 

En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.’ (Matteüs 25, 37-40)  

‘Toen Jezus al deze toespraken geëindigd had … ‘ : dit evangelievers is het vervolg op het evangelie dat hierboven staat afgedrukt. Dit vers is een heel beroemd vers, want zo begint het eerste recitatief uit de Mattäuspassion van Johann Sebastian Bach. Onmiddellijk na het visioen over de wederkomst en het eindoordeel begint inderdaad het lijdensverhaal van Jezus, in het 26ste hoofdstuk van het Matteüsevangelie. 

Deze laatste toespraak van Jezus, alvorens zijn lijden aan te vatten noemen we de eschatologische rede. De centrale boodschap in deze rede is: ‘wees waakzaam, want gij weet niet op welke dag de Heer komt’. 

waakzaamheid

Deze waakzaamheid illustreert Jezus met drie parabels. Op de 32ste zondag door het jaar lezen we in de liturgie over de parabel van de vijf wijze en de vijf dwaze bruidsmeisjes; vijf meisjes die wel waakzaam waren omdat ze hun voorzorgen hadden genomen en de vijf overige die zeer onachtzaam door het leven gingen. Vorige zondag kwam de parabel van de talenten aan bod: waakzaamheid is woekeren met je talenten, hoe gering deze ook zijn, en ze zeker niet in de grond begraven. Deze zondag in de parabel of het visioen van het Laatste Oordeel gaat het weer over waakzaamheid. 

Want wij weten niet de dag dat de Heer zal terugkomen. Maar als Hij terugkomt zal onze waakzaamheid afgewogen worden aan de zorgzaamheid die wij in ons leven aan de dag hebben gelegd voor de kleine, de geringste en de noodlijdende medemens. Met hen vereenzelvigt Jezus zich. Het doet er niet toe van welke afkomst die armen, zieken of gevangenen, waarmee Jezus zich vereenzelvigt, is. Of deze mensen onze vrienden zijn of totaal onbekenden, of zij zelf christen zijn of niet, of zij autochtoon zijn of allochtoon, of zij Vlaming zijn of Waal, of zij in ons land wonen of elders in de wereld, of iemand zelf verantwoordelijk is voor zijn miserie of niet; het is allemaal niet ter zake. Het enige wat telt is hun nood waarop een antwoord moet komen; waarop een antwoord van medeleven moet komen. De nood van medemensen en ons antwoord daarop is de maatstaf. Dat is de enige maatstaf waarmee onze waakzaamheid en ons christenzijn gemeten en gewogen zullen worden.

Christus Koning

Deze zondag is de laatste van het kerkelijk jaar.
Dit weekend vieren we dat Jezus van Nazareth 
de Messias, de Koning, de Christus is.
Maar Hij is geen koning 
die een gouden kroon draagt of met de scepter zwaait.
Zijn koningschap is van een andere wereld dan deze.
Een wereld waarin hij zichzelf ziet als een herder,
die met beide handen een gewond dier optilt.
Dat is zijn wereld, daarin is Hij de ongekroonde Koning.
Laten wij ons hart openstellen voor deze Koning
die spreekt over zijn Rijk waarin mensen gerechtigheid doen,
aandachtig samenleven en zich in alle eenvoud thuis voelen bij God. 

Goede God, leer ons in het gelaat van elke hulpbehoevende uw eigen Zoon herkennen die vraagt om hulp. Dan zal elk onderscheid dat wij maken op basis van schuld of onschuld, van afkomst of huidskleur, van sympathie of antipathie wegvallen. Opdat we elkaar zouden beminnen zonder enig voorbehoud. Amen.