Breken en delen | 22-23 april
Toen kwamen de twee leerlingen, die op weg waren naar Emmaüs, bij het dorp aan waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: ‘Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.’ Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven.
Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Jezus verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: ‘Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?’ Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen. Deze verklaarden: ‘De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen.’ En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood. (Lucas 24, 28-35)
“Waaraan worden christenen herkend?” Deze vraag is vooral belangrijk in onze tijd waarin christen-zijn niet meer vanzelfsprekend is en waarin het christelijk geloof in de marge van de samenleving is terecht gekomen. Deze vraag is ook een zeer praktische vraag: vooral voor de geloofsopvoeding van jonge mensen.
Zo zullen tussen Pasen en Pinksteren jongeren gevormd worden en hun eerste communie doen. Het is een belangrijk moment in het leven van deze jonge mensen; een moment in hun leven dat toch een blijvende indruk nalaat. Willen we bijvoorbeeld ‘degelijke’ catechese geven ter voorbereiding van het vormsel – in een samenleving die steeds verder van het geloof komt af te staan – dan is die vraag waaraan christenen herkend worden belangrijk.
Want bij jonge mensen mag men het geloof niet langer meer veronderstellen, alsof het er al is. Aan jonge mensen moeten we vooral ons geloof ‘voorstellen’. Ons geloof laten zien. Ons geloof moet door hen herkend kunnen worden. Dan is de vraag ‘Waaraan herkent men christenen?’ een essentiële vraag.
Waaraan herkent men christenen
Het antwoord op deze vraag vinden we in het evangelie van de Emmaüsgangers. Men herkent een christen aan hetzelfde gebaar, als het gebaar waaraan de twee leerlingen op weg naar Emmaüs Christus zelf herkenden. Zij herkenden Christus aan het breken van het brood. Het gebaar waaraan Christus werd herkend en het gebaar waaraan christenen, tot op de dag van vandaag, worden herkend is ‘het breken van het brood’.
Dan is de initiatie van jonge mensen in de eucharistie heel belangrijk. Gedurende een gans jaar leren we deze jonge mensen heel praktisch hoe zij zich in de kerk moeten gedragen, wanneer christenen op zondag samen komen om brood te breken.
In het begin van het jaar voelden we aan hoe onwennig deze jonge mensen waren. Toch viel ook vanaf het begin de wil en de inzet van deze jonge mensen op om het goed te doen. De wijze waarop zij de vieringen van de Goede Week – Witte Donderdag, Goede Vrijdag en de Paaswake – hebben meegevierd mag ons alleen maar tot dankbaarheid stemmen.
De initiatie van deze vormelingen en eerstecommunicantjes in het eucharistievieren is tegelijkertijd ook een initiatie in een bepaalde wijze van leven.
Het is een initiatie in het breken en het delen van het brood in het dagelijkse leven.
De weg van dienstbaarheid en naastenliefde
Jezus heeft ons dit voorgedaan. Het is de weg van de dienstbaarheid en van de naastenliefde. De weg die Jezus ons toonde is de weg van de radicale naastenliefde. D.w.z. de weg van de naastenliefde die dienstbaarheid wordt en de weg van de naastenliefde die zo ver gaat dat men zelfs leert zijn vijanden te beminnen en te vergeven.
Aan die levenswijze zal men herkennen dat jongeren christen zijn. Het is de levenswijze van het breken van het brood in de eucharistie en van het delen van het brood in het dagelijkse leven.
Goede God, zoals de Emmaüsgangers mogen wij Christus herkennen in het breken van het brood. Leer ons ook ons brood te delen met medemensen in het dagdagelijkse leven. Amen.