Barmhartig en corrupt | weekend 17-18 september
Jezus sprak tot zijn leerlingen: ‘Er was eens een rijk man die een rentmeester had, die bij hem werd aangeklaagd, dat hij zijn bezit verkwistte. Hij riep hem dus en vroeg: Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf: Wat zal ik doen, nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten kan ik niet, en te bedelen daarvoor schaam ik mij. Ik weet al wat ik ga doen, opdat zij mij na mijn ontslag als rentmeester in hun huis opnemen. Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, een voor een, en zei tot de eerste: Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig? Deze antwoordde: Honderd vaten olie.
Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; ga gauw zitten en schrijf: vijftig.
Daarop vroeg hij nog aan een tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Deze antwoordde: Honderd maten tarwe. Hij zei hem: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig. De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester dat hij met overleg had gehandeld, want de kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht.’ (Lucas 16,1-8)
De onrechtvaardige rentmeester die schuldbekentenissen vervalst wordt door Jezus in dit parabeltje geprezen. Een vervelend zaak, zo zouden we dit kunnen noemen. Want zou Jezus met dit parabeltje corruptie en mogelijke afpersing goedkeuren? Dit is toch wat de rentmeester probeerde te doen. Schuldbekentenissen vervalsen door er een lager bedrag op zetten; het is een vorm van corruptie. Achteraf bij de begunstigde langs gaan om een deel van de oneerlijk verkregen winst op te strijken; dat begint toch naar afpersing te ruiken. Corruptie en mogelijke afpersing, het zijn geen redenen om iemand te prijzen. Toch maakt in het parabeltje de rentmeester zich hieraan schuldig. Jezus prijst hem daarvoor! Waarom?
Waarschijnlijk is er iets wat wij over het hoofd zien en bij Jezus wél opgevallen was. Waarschijnlijk was het de allereerste keer dat de rentmeester zich om een medemens bekommerde. Toen hij zelf dreigde zijn job te verliezen, begon hij ook oog te krijgen voor de situatie waarin zijn schuldenaars zich verkeerden en begon hij hen verder te helpen. Natuurlijk was zijn motivatie daartoe allesbehalve zuiver en zijn werkwijze laakbaar. Maar ondertussen toonde hij wel barmhartigheid tegenover de schuldenaars van zijn heer.
Wanneer we het parabeltje zo benaderen dan komt het handelen van die onrechtvaardige rentmeester dicht bij ons eigen manier van handelen te staan.
Is het ook bij ons niet zo dat we pas oog krijgen voor de nood van medemensen, nadat wij zelf met die situatie te maken hebben gehad? Het is pas nadat wij zelf ernstig ziek zijn geweest; dat we van binnenuit gevoeliger worden voor de ziekte van medemensen. Het is maar nadat onze eigen ouders zijn gestorven; dat we van binnenuit aanvoelen wat dat is met het leven met een gemis.
Het is vaak zo dat eigen financiële problemen ons begrip doet krijgen voor de financiële zorgen van anderen. De eigen torenhoge energiefactuur doet ons nadenken over mensen die moeten rondkomen met een leefloon en voor wie de energierekening als een molensteen om hun hals hangt. Het is maar als onze eigen energierekening ons pijn doet, dat we mee gaan voelen met de financiële zorgen en pijn van anderen.
Heel vaak voelen we dan de drang om medemensen in een gelijkaardige situatie nabij te zijn en hen in het leven voort te helpen. Daarbij is onze motivatie niet altijd op de graat zuiver. Soms is er meer eigenbelang dan andermans belang mee gemoeid. Want door met anderen hun problemen bezig te zijn; proberen we ook onze eigen problemen op te lossen. Als we het verdriet delen met iemands wiens geliefde is gestorven; dan is die op zijn beurt ook bereid te delen in mijn verdriet. Gedeelde smart wordt zo halve smart.
Maar het belangrijkste in het leven – en dat maakt de parabel ons duidelijk – is niet dat onze motivatie om anderen te helpen altijd tot op de graat loepzuiver zou moeten zijn. Het belangrijkste is dat we daadwerkelijk medemensen voorthelpen in het leven en hen ondersteunen in moeilijke momenten. Langzaam, doorheen zo op de noden van medemensen gericht te zijn, zal ook onze eigen motivatie zich uitzuiveren.
Het is daarom beter vandaag daden van naastenliefde te stellen, ook al is onze motivatie niet zuiver, dan te wachten om iets te doen totdat onze motivatie haarzuiver is. In het laatste geval zullen we waarschijnlijk nooit komen tot daden van naastenliefde, tot dienst aan de medemens en tot dienst aan God.
Goede God, laat uw geest van mildheid ons elke dag meer en meer vervullen,
zodat we begrip hebben voor de kleine kantjes van onszelf en van anderen,
en tegelijk daadwerkelijk durven opkomen voor het goede en voor rechtvaardigheid in onze wereld. Amen.