Arm schaap | weekend 10-11 september
Telkens kwamen de tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Jezus om naar Hem te luisteren. De farizeeën en de Schriftgeleerden morden daarover en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus hield hen deze gelijkenis voor: ‘Wanneer iemand onder u honderd schapen heeft en er één van verliest, laat hij dan niet de negenennegentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene, totdat hij het vindt?
En als hij het vindt legt hij het vol vreugde op zijn schouders, gaat naar huis; roept zijn vrienden en buren bij elkaar en zegt hun: Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap dat verloren was geraakt, heb ik gevonden. Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. (Lucas 15,1-7)
Een leerling die op school heel hard gewerkt heeft aan een boekbespreking en dan 9 op 10 krijgt, voelt zich onrechtvaardig behandelt ten opzichte van een leerling die maar vlug een slordig werkje bij elkaar geschreven heeft en daarvoor 8 op 10 krijgt. Ontgoocheld vraagt die eerste leerling bij zichzelf af: “Heb ik zo hard moeten werken, voor dat ene punt verschil. Dit is toch niet rechtvaardig van de leerkracht.”
Ontgoocheld
Zo kunnen wij ook ontgoocheld zijn in God, als we vandaag het parabeltje horen over het verloren schaap. De herder, God zelf, laat de negenennegentig volgzame schapen in de steek, om dat ene nukkige beest te zoeken, dat zichzelf in de problemen heeft gewerkt. Want we mogen dit parabeltje niet bekijken met de romantische blik uit onze kindertijd. Het gaat hier niet over een klein lief lammetje met een hoog knuffel gehalte, dat door de herder op een vertederende wijze op zijn schouders wordt gelegd nadat het per toeval verloren gelopen was. Neen, het honderdste schaap zal eerder een vuile stinkende bok geweest zijn, die zichzelf door zijn eigenzinnig gedrag in nesten heeft gewerkt. En die ook nog op alle wijze tegenwerkt als de herder hem uit zijn netelige positie tracht te bevrijden.
Voor dat schepsel laat de herder de overige negenennegentig in de steek en in het gevaar, om die ene tegendraadse te gaan zoeken. Die ene tegendraadse lijkt voor de herder belangrijker te zijn dan de overige negenennegentig, die altijd zeer volgzaam zijn geweest. Vanuit het standpunt van de 99 volgzame schapen, vanuit het standpunt van mensen die altijd getrouw hun best gedaan hebben, is het gedrag van de herder ergerlijk.
Jezus vertelt met opzet juist dit ergerlijk verhaal in een milieu van mensen die altijd hun best hebben gedaan om het zo goed mogelijk te doen. Jezus vertelt het aan Farizeeërs en aan Schriftgeleerden, die toch zo goed hun best deden om de joodse wet, met al zijn sabbats-, reinheids- en huwelijksbepalingen te onderhouden. Zij zagen dat Jezus bij voorkeur het gezelschap opzocht van tollenaars en zondaars en hen links liet liggen, zoals de herder de 99 volgzame schapen liet links liggen.
Als wij, zoals de Farizeeërs op het standpunt blijven staan dat God meer aandacht aan ons moet besteden in de mate dat we meer ons best doen, komen we geen stap verder in wat Jezus ons vandaag wil zeggen. Jezus nodigt ons uit om niet op ons eigen standpunt – van degene die altijd hun best hebben gedaan – te blijven te staan. Maar om op het standpunt van de goede Herder, van de barmhartige Vader te gaan staan.
De parabel vertelt ons iets over het hart van God, het gebroken hart van God, die ziet dat, vaak door eigen schuld, mensen verloren lopen in het leven en dat ze hun geluk gaan zoeken daar waar het zeker niet te vinden is. We kunnen ons misschien ergeren aan het slechte en onverantwoord gedrag van nietsnutten en boosdoeners, maar het allerergste is, althans bijbels gezien, dat iemand van deze mensen zou verloren gaan. Dit mag toch echt niet gebeuren in de ogen van God. Dus doet God er alles aan om hen terug te vinden.
God heeft verdriet
God heeft verdriet als een mens, op welke wijze dan ook, verloren loopt. Voor God is niets te veel om deze mens terug te vinden en terug te winnen.
Maar wie zijn de verloren schapen van onze tijd, over wie God bekommerd is? Het zijn bijvoorbeeld jongeren die al na twee weken naar school gaan al school moe blijken te zijn en al beginnen met te spijbelen en rond te hangen op straat. Of mensen die bitter en wrokkig geworden zijn in het leven en die iedereen links laat liggen omdat ze echt niet aangenaam in de omgang zijn. Of druggebruikers die zichzelf en vaak ook anderen verder in de knoei helpen.
Kortom … al die mensen waar de goegemeente het toch zo moeilijk mee heeft en die in onze gesprekken toch zo gemakkelijk veroordeeld worden, deze mensen zijn het honderdste schaap. Door hun eigen nukkig gedrag zijn ze vaak in de problemen gekomen. Maar voor God kan dit geen reden zijn om hen verloren te laten gaan.
Het spreekwoord ‘eigen schuld, dikke bult’ staat haaks op Gods zorg voor ieder mens.
Niet het foutieve gedrag van de mens staat voor God voorop, maar wel het terugvinden van de verkeerd gelopen mens is zijn eerste prioriteit. Dit brengt vreugde in zijn leven. In deze vreugde, van de falende mens die zich herpakt, wil Jezus ons vandaag laten delen.
God, vaak zeggen we ‘Eigen schuld, dikke bult’. Leer ons meer acht te slaan op de nood van medemensen, dan op hun eventuele schuld. Leer ons barmhartig te zijn, zoals Gij barmhartig zijt voor ieder van ons. Amen.